Twee broeders van dien naam hebben zich in Spanje een beroemden naam verworven. Zij zijn:
Franciseo Ballesteros, een Spaansch generaal, geboren te Saragossa in 1770. Hij onderscheidde zich reeds in den oorlog van 1793 en werd tot kapitein bevorderd. Later, van verkeerde handelingen beschuldigd, ontving hij zijn ontslag, maar vervolgens ook weder eene aanstelling als chef der tolbeambten in Asturië. Bij den inval der Franschen in 1808 stelde de Junta van Asturië een regiment onder zijne bevelen. Hij voegde zich daarmede bij het leger van Blake en Castanos, trok naar het zuiden van Spanje en toonde als bevelhebber bij onderscheidene gelegenheden eene groote mate van onverschrokkenheid. Hij leed bij Ronquillo (1810) en bij Castilles (1811) de nederlaag, maar behaalde de overwinning bij Castana op generaal Marransin (1812) en bij Ossuna op Beauvais. Toen hij daarna door eene Fransche divisie vervolgd werd tot in het gebergte van La Ronda, zocht hij eene schuilplaats in de rotsvesting Gibraltar, maar werd uit wantrouwen afgewezen.
Daarom verzette hij zich, na de landing der Engelsche hulptroepen, tegen de begeerte van Engeland, om de Spaansche soldaten onder het opperbevel van Wellington te stellen en hij werd om die reden naar Ceuta verwezen. Spoedig riep men hem terug en men plaatste hem aan het hoofd van een corps, dat zich ophield in het gebergte van La Ronda. In 1811 werd hij luitenant-generaal en in 1815 benoemde Ferdinand VII hem tot minister van oorlog. Weldra echter moest hij vallen als een slagtoffer der absolutisten en hij zag zich in 1816 met half-tractement naar Valladolid verbannen. De vrees van het Hof voor een opstand riep hem terug naar Madrid. Hij haalde den Koning over om de constitutie van 1812 aan te nemen. Vervolgens werd hij vice-president van de voorloopige Junta en maakte in die betrekking zich zeer verdienstelijk jegens zijn vaderland.
Door zijne overwinning, op de Koninklijke garde behaald, handhaafde hij de grondwet van 7 Julij 1822. Toen in het jaar 1823 de Franschen, ter herstelling van het absolutismus, de grenzen overschreden, ontving hij het opperbevel over de troepen in Navarra en Aragon. Door den Franschen generaal Molitor werd hij uit zijne positie achter de Ebro verdreven en begaf zich strijdende over Cuenija naar het zuiden. Niet ver van Granada werd hij geslagen en hij zag zich genoodzaakt de regering te Madrid te erkennen en de vestingen, onder zijn bevel geplaatst, over te geven, terwijl hij daarentegen de toezegging verkreeg van uitbetaling der soldij aan zijne troepen en van vergiffenis voor alle staatkundige misdrijven. Toen op den lsten Oetober van dat jaar Ferdinand VII alle besluiten der constitutionéle regering vernietigde en tevens de ambtenaren en officieren van die regering ontsloeg, begaf Ballesteros zich naar Cadix en vervolgens naar Parijs, waar hij den 22sten Junij 1832 overleed.
Luis Lopez Ballesteros, minister van Financiën in Spanje. Deze werd geboren in Galicië in het jaar 1778. Eerst bekleedde hij het ambt van vice-notaris, maar in 1808 werd hij krijgs-commissaris bij het leger, onderscheidde zich door zijne dapperheid bij Medellino, werd in 1822 directeur-generaal der inkomsten van den Staat en in 1825 opvolger van Garay als minister van Financiën. Deze bevonden zich geenszins in een gunstigen toestand, zoodat hij in 1826 aan den staatsraad verklaarde, dat alle hulpmiddelen door de loopende uitgaven waren uitgeput. Schoon zijne aanvankelijk voorgestelde maatregelen geen bijval vonden, beijverde hij zich zoozeer door bezuiniging in de huishouding van Staat en door vermijding van alle noodelooze kosten, om de geldmiddelen op een beteren voet te brengen, dat hij zoowel hierdoor als door grootere openbaarheid te geven aan zijne financiële werkzaamheid het staatscrediet van Spanje aanmerkelijk verhoogde.
Op den duur echter kon hij daardoor de zaken niet regelen, zoodat hij op zwaarder belastingen en op het vervreemden der geestelijke goederen ten behoeve van den Staat moest aandringen, — ’t geen echter eerst lang na den tijd van zijn bestuur werd ten uitvoer gebragt. Toen koningin Christina in October 1832 gedurende de ongesteldheid des Konings de teugels van het bewind in handen had, benoemde zij hem tot lid van den Raad van State. In het jaar 1833 werd hij door eene gewijzigde verhouding der partijen uit zijne betrekking gedrongen. Hij verliet toen het staatstooneel en overleed den 12den October 1853.