Saragossa of Zaragoza, eene provincie in het Spaansche koningrijk Aragon, is omgeven door Catalonië en eenige provinciën van Aragon, namelijk Teruël, Soria, Navarra en Huësca en telt op nagenoeg 311 geogr. mpl bijna 402000 inwoners (1870). Zij beslaat een groot gedeelte van het stroomgebied der Ebro, is meerendeels vlak en dor, maar levert toch veel graan (tarwe), olijvenolie, wijn, zuidvruchten, hennep, saffraan, ooft en groenten. Tot de bestbebouwde streken behoren het land tusschen de Ebro, het Keizerskanaal en het Kanaal van Tauste, de omstreken van Tarazona, Borja en Carinena, benevens de dalen der Jalon en Gallego. In den bodem vindt men er antimonium, lood en koper, en er zijn vele minerale bronnen en zoutgroeven.
Deze provincie is van onderscheidene spoorwegen doorsneden en in zeven districten verdeeld. — De evenzoo genoemde hoofdstad, op den regter oever der Ebro en aan de monden der Gallego en Huerva gelegen, alsmede aan het Keizerskanaal en aan den Oosterspoorweg, verheft zich 184 Ned. el boven de oppervlakte der zee, is verdeeld in de eigenlijke stad op den regter oever en de voorstad op den linker oever der Ebro, welke door eene steenen brug van 7 bogen verbonden zijn, en bestaat, met uitzondering van het door de Franschen verwoeste en daarna vernieuwde gedeelte, uit een doolhof van ouderwetsche, sombere straten. Zij is door een ouden, met 8 torens gekroonden muur omgeven en wordt door het aan de westzijde gelegene Castillo de Aljaferia verdedigd, dat weleer de residentie was der Moorsche en Christelijke Koningen van Aragon, later de zetel en gevangenis der Inquisitie, waarna Philippus V het in eene citadél herschiep. Daarenboven is de stad van andere vestingwerken voorzien. Tot hare merkwaardigste gebouwen behooren: de aartsbisschoppelijke metropolitaankerk of Catedral de la Seo, een antiek gebouw in spitsboogstijl, met 5 beuken, — de Catedral de la Virgen, met torens en 5 koepels en met een Madonnabeeld, dat vele bedevaartgangers derwaarts doet reizen, — de Lonja of het oude beurspaleis, met eene met 50 zuilen versierde zaal, — en de Torre nuéva, een hooge, scheef staande toren. Deze stad is de zetel van den kapiteingeneraal van Aragon, van het provinciaal bestuur, van een Hof van Appél en van een aartsbisschop; men heeft er 21 kerken, 12 nonnenkloosters, terwijl er te voren ook 38 monnikenkloosters waren, eene in 1474 gestichte universiteit met eene boekerij van 18000 deelen, eene académie voor schoone kunsten, een priesterseminarium en andere inrigtingen van onderwijs, een schouwburg en onderscheidene weldadige stichtingen. De fraaiste wandelplaatsen zijn er: de Salon de Santa Engracia en de Paseo del Monte Torreco. De fabrieknijverheid is er in minder bloeijenden toestand dan voorheen, doch de handel blijft er levendig. Het aantal inwoners bedraagt er ruim 64000 zielen. — Men verhaalt, dat Saragossa, in de dagen der Oudheid Salduba genaamd, door de Phoeniciërs is gesticht.
Augustus plaatste er in 27 vóór Chr. eene volkplanting, welke bij Colonia Caesarea Augusta Salduba noemde en tot zetel verhief van een geregtshof, waaraan 152 gemeenten onderworpen waren In 712 werd de stad door de Mooren veroverd, en in 1118 kwam zij door Alfonsus I weder onder de heerschappij der Christenen. In 1317 werd er het bisdom in een aartsbisdom veranderd. Met geheel Aragon koos Saragossa partij tegen Philippus V en vóór koning Karel III van Oostenrijk, maar moest zich in 1707 aan eerstgenoemde onderwerpen. Hier echter viel ook den 20sten Augustus 1710 de slag voor, waarin laatstgenoemde het onderspit moest delven. Vooral werden de inwoners beroemd door den moed, waarmede zij onder Palafox in twee belegeringen (van Junij tot Augustus 1808 en van 21 December 1808 tot 21 Februarij 1809) dapperen weerstand boden aan de veldheeren van Napoleon 1. Nadat de Franschen in Mei 1808 zich van de hoofdstad van Spanje hadden meester gemaakt, werd Palafox te Saragossa tot kapitein-generaal benoemd, en toen de Fransche generaal Lefebvre den 14den en 23sten Junij de troepen van Palafox geslagen had, werd de stad belegerd en den 3den Augustus een aanvang gemaakt met het bombardement. Reeds den 4den Augustus drongen de Franschen door tot het klooster Santa Engracia, doch zij konden het in de daarop volgende week niet verder brengen dan tot de bemagtiging van slechts 4 huizen, en generaal Verdier, de plaatsvervanger van Lefebvre, hief na de vlugt van koning Joseph uit Madrid en na den aftogt van het Fransche leger naar Vittoria, den 15den Augustus de belegering op. Doch reeds in December van dat jaar nam de tweede belegering een aanvang. De stad was inmiddels opnieuw versterkt en de bezetting tot 30000 man vermeerderd.
Het even sterke leger der vijanden verscheen den 19den December vóór hare muren. Deze begonnen den 9den Januarij 1809 de stad te beschieten, en drongen den 26sten Januarij door 3 bressen binnen. Zij hielden echter slechts enkele huizen in handen. Hoe hoog de nood ook klom, toch verwierp Palafox ieder voorstel tot capitulatie. Inmiddels bleef de strijd in de huizen dagelijks aanhouden, en eerst den 7den Februarij kon de vijand een aanval doen op het midden der stad.
Hier ontstond eene geweldige worsteling, terwijl tevens de pest een groot aantal der verdedigers wegrukte. Eindelijk slaagden de Franschen er in, door mijnen een gedeelte van het universiteitsgebouw in de lucht te laten vliegen, en den 18den maakten zij zich meester van de voorstad, waarna ook de stad bezwijken moest. De belegerden hadden toen niet meer dan 9000 weerbare mannen. Er werden onderhandelingen aangeknoopt, en deze eindigden den 20sten Februarij met een eervol verdrag. Ramon Valdidares heeft deze belegering in zijn heldendicht: „Iberiade (2de druk 1826)” verheerlijkt,