Argemone L. is een plantengeslacht uit de familie der papaverachtigen (Papaveraceën). Het onderscheidt zich door een tweebladigen, vroeg afvallenden kelk, eene vier- tot zesbladige bloemkroon, een 4 tot 7-straligen stempel, bijna ongesteeld op het vruchtbeginsel staande, en eene eenhokkige, veelzadige, aan den top met kleppen openspringende, omgekeerd eironde zaaddoos. Tot de soorten behooren A. albiflora Sims., eene tweejarige plant, in Mexico groeijende, met doornachtig getande bladeren en groote, witte zesbladige bloemen, — A. grandiflora Sweet, in hetzelfde land te vinden, met stengels, die 1 Ned. el hoog zijn, en met prachtige witte bloemen, — A. Hunnemanni Hort. Aerola, eene overblijvende plant, die te Valparaiso te huis behoort en in Europa eene geliefkoosde sierplant is wegens haren hoogen stengel, hare lange bladeren en ongemeen groote bloemen, —A. mexicana L. met gele, melkwitgeaderde bloemen en witgevlekte bladeren , — A. Sulphurea met zwavelgele, roodgestreepte bloemen enz.
Het zaad der eenjarige soorten wordt in den herfst of in Maart gezaaid op eene warme plek op een tuinbed of in een pot. Bij het verplanten mogen de spilvormige wortels niet beleedigd en niet te zeer verbogen worden. De blijvende soorten plaatst men in groote potten, die des zomers in de open lucht staan, maar in eene warme kas bij 4 tot 6° C. den winter doorbrengen. Alle soorten gedijen het best in een goeden, lossen, vochtigen grond.