Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Mexico

betekenis & definitie

Mexico of Mejico, tot 1824 de belangrijkste Spaansche kolonie in Noord-Amerika en na dien tijd een onafhankelijke republikeinsche statenbond met een gedurig gewijzigden regéringsvorm, grenst in het noorden aan de Vereenigde Staten, in het oosten aan deze laatsten en aan de Mexicaansche Golf, en in het zuiden aan de Staten van Midden-Amerika en aan de Stille Zee. Hoewel reeds in 1845 Texas, in 1848 zijne noordelijke gewesten (Nieuw-Californië, Nieuw-Mexico en het Indianengebied) en in 1854 het Mesilla-dal (Arizona) bij de Vereenigde Staten van Noord-Amerika zijn ingelijfd, heeft Mexico nog steeds eene oppervlakte van 34892 geogr. mijl. De gedaante van den bodem wordt er vooral bepaald door de Cordilleras, die er een eigenaardig karakter hebben, daar zij er zich in het algemeen in den vorm eener hoogvlakte vertoonen. Op het zuidelijk gedeelte van deze, de hoogvlakte van Anahuac, verheft zich eene rij van vulcanische sneeuwkruinen, terwijl de bergreeksen van het noorden het aanzijn geven aan de hoogvlakten van Durango, Sonora enz.

De hoogvlakte van Anahuac of het eigenlijke Mexico ligt wel is waar tusschen de keerkringen, doch wegens hunne hoogte (2000 Ned. el) hebben er alleen de kustterrassen aan de beide zijden een tropisch klimaat. Dit laatste beweegt zich, wat de warmte betreft, tussehvn de keerkringshitte aan het strand en de eeuwige sneeuw der berggevaarten. Gewoonlijk onderscheidt men er den heeten, gematigden en kouden gordel. De noordelijke, buiten den keerkring gelegene, gewesten worden natuurlijk kouder bij klimmende breedte. Het land wordt er dikwijls door aardbevingen en de kust door orkanen geteisterd. Al de hoogvlakten van Mexico, maar vooral de noordelijke, hebben veel te lijden van de droogte, daar de keerkringsregens er alleen in het zuidelijk gedeelte heerschen, en wel in de maanden Junij tot September.

Daarin ligt de oorzaak van het gemis van groote rivieren. De belangrijkste van deze zijn de Rio del Norte, welke in Nieuw-Mexico ontspringt, de noordoostelijke grens des lands vormt en zich in de Golf van Mexico uitstort, en de Colorado de Occidente, die haren oorsprong heeft in hetzelfde hoogland en zich naar de Golf van Californië spoedt, terwijl hare zijrivier, de Gila, evenzeer een gedeelte der noordelijke grenzen afbakent. Van de meren is het Chapala het grootst en het Tescuco of het Meer van Mexico het meest vermaard. De grond is er op verre na niet overal even vruchtbaar. Het eigenlijke Mexico of het hoogland van Anahuac behoort tot de meest gezegende gewesten der wereld. Toch vindt men ook daar naast een hoogst weligen plantengroei dorre, zandige streken en naast de prachtigste hoogdalen woeste, van water verstokene oorden.

Niet geringer is het verschil in de noordelijke deelen van Mexico, waar zich onafzienbare savannen uitstrekken, die in het drooge jaargetijde op eene woestijn gelijken, doch in het natte met gras bedekt zijn, terwijl er zich tevens kale gebergten verheffen. De verscheidenheid van klimaat, door de terrassen veroorzaakt, geeft er gelegenheid tot het verbouwen van de voedingsplanten van het keerkringsgebied en tot het kweeken van de cultuurgewassen der gematigde luchtstreek. Men vindt er bananen, de broodvrucht, de kokosnoot, de vanille en de cacao, — voorts koffij, suiker, katoen, indigo, maïs en tarwe, en desgelijks gerst en aardappels. De landbouw is er de voornaamste bron van bestaan en werd er reeds vroeg door de inboorlingen en later onder de Spaansche heerschappij op de boerderijen (haciendas) met ijver gedreven. De gestadige burgeroorlogen hebben er echter vele handen en groote kapitalen aan dat bedrijf ontrukt. Vele landen zijn verwoest, vele dorpen verlaten, en vele kunstmatige inrigtingen tot besproeijing van den grond jammerlijk vernield.

Slechts ⅛ ste van den bebouwbaren grond is in gebruik. Vooral de suikerteelt levert er vele voordeelen op, en de koffij van Xalisco is zoo goed als de beste van Costarica. De indigoplant groeit er in een groot gedeelte des lands in het wild, en op den heeten gordel (Tiërras caliëntes) levert rijst een overvloedigen oogst. Men heeft er cacao van uitmuntende hoedanigheid, en in Michoacan groeit in het wild eene uitmuntende hennepsoort. De katoenheester tiert er op den heeten gordel overal en verspreidt zich door wortellooten van zelf, en het katoen is zoo fijn en zoo lang van vezel, dat het de vergelijking met dat van de Sea-Islands kan doorstaan; die heester draagt er zulk een overvloed van vruchten, dat een arbeider er gemakkelijk 125 Ned. pond plukken kan, alzoo zesmaal zoo veel als op de Sea-Islands.

Toch worden er slechts 25000 balen (elk van 200 Ned. pond) verbouwd. Alleen de Staat Oaxaca levert cochenille. De maïs geeft er een 300vondigen oogst en wordt er elk jaar tot 2-maal toe verbouwd. De tusschen de maïs uitgezaaide zwarte boonen vormen er in het algemeen het voedsel der geringere standen, evenals bij ons de aardappelen. Tarwe geeft in Puébla en elders een 60-voudigen oogst, en de gerst desgelijks.

De veeteelt is er evenzeer van groot belang en strekt zich uit tot al de huisdieren der Oude Wereld. Met betrekking tot het rijk der delfstoffen bekleedt Mexico den hoogsten rang op onze aarde, ofschoon het thans niet langer die groote massa’s goud en zilver levert, die men er onder de Spaansche heerschappij verzamelde, zoodat het voor Californië en Australië moet onderdoen. Toch werd er in 1873 voor ruim 24 millioen dollars aan zilver en voor bijna één millioen dollars aan goud uitgevoerd. Wijders behoorden tot de uitvoerartikelen van dat jaar aan huiden 1 ½ aan hout 1, aan koffij ½ millioen dollars, — voorts cochenille, vanille, huiden, talk, indigo, parels enz.

Van groot belang is er de katoen-industrie, welke inzonderheid in Guadalaxara en Puébla te huis behoort en zich vooral bepaalt tot grove katoenen stoffen, de aldaar gebruikelijke sjaals (rebózos) en eenige andere goederen; zij is echter nog niet voldoende voor de navraag. Ook is er de vervaardiging van wollen stof een gewigtige tak van nijverheid. Voorts heeft men er hoeden- en zadelmakers, gouden zilverwerkers, welke laatsten keurig werk leveren. In Durango, Mexico, Michoacan en Oaxaca heeft men ijzergieterijen, welke de beste Engelsche naar de kroon steken. Handel en nijverheid zijn er aan vele beperkende en kostbare bepalingen onderworpen, en de sluikhandel wordt er op reusachtige schaal gedreven. Tot de havens aan de Golf van Mexico behooren er: Sisal, Campêche, San Juan de Tabasco, Veracruz, Tampico, Isla de Carmen en Matamoros, — aan de Zuidzee Acapulco, San Bias, Mazatlan, Huatulco en Manzanillo, en Guayamas en Altata aan de Golf van Californië. De handelsvloot telt er nog geen 300 schepen. Men heeft er een grooten weg van Veracruz over Jalapa, Perote en Puébla naar Mexico en verder naar Toluca, alsmede één van Veracruz over Orizaba, Cordova en Acalzingo naar de hoogvlakte.

Voor ’t overige heeft men er nagenoeg geenë gewone kunstwegen, zoodat vele handelswaren op den rug van muildieren worden vervoerd. Intusschen had men er in 1876 reeds onderscheidene spoorwegen, namelijk van Mexico naar Veracruz, van Zamora naar Medellin, van Apizaco naar Puébla, van Mexico naar Tlalnepantla, van Veracruz naar Jalapa en van Merida naar Progresso, te zamen 595 Ned. mijl (van 1000 Ned. el ieder). De telegraafdraden hadden er in 1875 eene lengte van 9250 Ned. mijl. In 1876 waren er 855 postkantoren, en het aantal verzondene brieven bedroeg in 1874 ruim 1 ½ millioen.

Het aantal inwoners bedraagt er (1873) ruim 9 ¼ de millioen. Zij zijn zeer ongelijk over het land verdeeld en behooren, nadat alle geboren Spanjaarden in 1829 uit de Republiek verbannen zijn, tot 4 hoofdklassen, namelijk Creolen of Blanken van Spaansche afkomst, omstreeks 1 millioen, — Indianen of oorspronkelijke inwoners, omstreeks 4'/2 millioen, hoofdzakelijk Azteken op de hoogvlakte van Anahuac, — Negers, wier aantal na de opheffing der slavernij gestadig vermindert, omstreeks 70000, — en Kleurlingen, uit vermenging van genoemde 3 rassen ontstaan, omstreeks 3 millioen.

Met uitzondering van omstreeks 200000 woeste Indianen, behoort nagenoeg de geheele bevolking tot de R. Katholieke Kerk, die er door een aartsbisschop en 12 bisschoppen wordt bestuurd. De lagere geestelijkheid is er zeer weinig ontwikkeld, en dit heeft een hoogst noodlottigen invloed op de ingezetenen. In plaats van beschaving en veredeling des gemoeds vindt men er eene zinnelijke eeredienst, prachtige beelden en kostbare sieraden, optogten en indrukwekkende vertooningen, terwijl de uitbreiding der welvaart er belet wordt door de ophooping van grondbezit in de doode hand. Men schat de inkomsten der Kerk 50% hooger dan die van den geheelen Staat. De talrijke volksbewegingen en omwentelingen werden er in den regel veroorzaakt door het verlangen om het geestdoodend priesterjuk af te schudden. Toen echter na een driejarigen burgeroorlog de vrijzinnige partij de overhand behield, riep de clerus de Franschen te hulp, om de Republiek te vernietigen. Doch daarover later.

Het onderwijs is er allerellendigst; maar men vindt er 10 kweekscholen voor priesters met 3000 leerlingen. Men heeft eene openbare boekerij te Mexico met 21000 en : eene te Puébla met 3000 boekdeelen. Het tegenwoordig Mexico omvat het grootste gedeelte van het voormalig onderkoningrijk Nieuw-Spanje, hetwelk verdeeld was in het eigenlijke Mexico (Oud-Mexico) in het midden ] en in het zuiden, — Nieuw-Mexico in het noordoosten, — en Californië in het noordwesten. Onder den naam van Vereenigde Staten van Mexico (Estados Unidos Mexicanos) vormde Mexico eene Republiek, wier grondwet (van 4 October 1824), ingerigt naar die der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, in 33 jaar niet minder dan 22 maal — het laatst den 4den Februarij 1857 — gewijzigd is, zoodat de regéringsvorm er dikwijls op eene monarchie geleek. De vorm van een Bond bleef inmiddels steeds behouden, hoewel in sommige grensstaten wel eens personen opstonden, die zich van het gezag meester maakten en dit geruimen tijd handhaafden zonder zich te bekreunen om het bewind in de hoofdstad. Thans is er het hoogste gezag verdeeld over de Wetgevende Magt (het Congrès), den President, thans (1877) Porfinio Diaz, opvolger van Sebastiano Lerdo de Tejada (gekozen voor 4 jaar in 1872 en herkozen in 1876), en de regtsmagt.

Het Congrès bestaat uit een Senaat (56 leden, gekozen voor een tijdperk van 4 jaar, uit eiken Staat 2) en uit eene Kamer van Afgevaardigden (ten getale van 331, gekozen door het volk met een zittingstijdperk van 2 jaar). Beide ligchamen benoemen iedere maand hunne voorzitters. De voorzitter van het hooggeregtshof is vice-president der Republiek, en de verschillende Staten worden door gouverneurs bestuurd. Deze Staten zijn 27 in getal, en men heeft er daarenboven een Bondsdistrict en een territorium. De hoofdstad is Mexico (zie onder). Andere belangrijke steden zijn er Leon met 100000,— Guadalaxara met 71000, — Puébla met 67000, — Guanaxuato met 63000, — Morelia met 37000, — San Luis Potosi met 34000 en Zacatecas met 31000 inwoners.

Men verkreeg in Europa de eerste berigten omtrent Mexico van de Spaansche zeevaarders Solis en Pinzon, die in 1508 Yucatan ontdekten, doch eerst 10 jaar later landde Grijalva op de oostkust van Anahuac. Aldaar verscheen in het jaar 1519 Fernando Cortez en veroverde het groote rijk der Azteken, dat vervolgens den naam ontving van Nieuw-Spanje en door Spaansche onderkoningen — ieder voor een tijd van 5 jaar — werd bestuurd.

Meermalen deden de inboorlingen pogingen, om den Spaanschen boei te verbreken, doch te vergeefs. Gedurende 270 jaren werd het land door de Spanjaarden met de grootste zorgvuldigheid bewaakt en aan vreemdelingen ontzegd, terwijl de handel met Europa alleen gedreven werd in de havens van Yeracruz en Acapulco. Uit laatstgenoemde stad vertrok jaarlijks slechts één Koninklijk galjoen naar Manila, om goud en zilver naar de Phillippijnsehe eilanden te brengen en met specerijen en kostbare Chinésche en Oost-Indische waren terug te keeren. De handel met Europa uit Veracruz werd tot 1778 gedreven door middel van een aantal zoogenoemde registerschepen, die, met vergunning der regéring, alle 4 jaren uit Sevilla en Cadix naar Mexico stevenden. Eenige groothandelaars in de hoofdstad Mexico kochten de ladingen op de markt te Jalapa, om ze vervolgens tegen willekeurige prijzen aan kooplieden in het klein van de hand te zetten. De registerschepen werden ia 1778 afgeschaft, en aan meer havens vergunde Spanje een vrij verkeer met Mexico. Voorts was het aan de Mexicaansche Creolen verboden wijn- en olijfgaarden aan te leggen, hennep, vlas en saffraan te verbouwen. Zij mogten geene andere voortbrengselen gebruiken dan die van het Moederland.

In weerwil van die verfoeijelijke onderdrukking bleef Mexico aan Spanje onderdanig en leidde, evenals de overige Spaansche koloniën, een kwijnend leven, totdat de verdrijving der Bourbons uit Spanje ook daar tot eene omkeering leidde van den staat van zaken. Reeds in 1809 was in Mexico, waar de geestelijken den eerbied voor het absolutismus der Bourbons bij het volk wisten wakker te houden, eene regéring opgetreden in naam van Ferdinand VII, doch zij verklaarde zich tegen de Junta van het Moederland, daar dit ligchaam zijne toestemming weigerde tot de afschaffing der oude misbruiken en belemmeringen. Reeds waren 2 partijen ontstaan, de Oud-Spaansche en die der Creolen, en deze laatste, uit rijke grondbezitters bestaande, verlangde nog meer zelfstandigheid en deel aan het bewind, hetwelk alleen aan geboren Spanjaarden werd toevertrouwd. De onderkoning Venegas zocht in Mexico de gehoorzaamheid jegens het regentschap en jegens de Cortes te Cadix te handhaven, maar prikkelde door zijne vervolgingen de vrijzinnige partij nog meer tot eene omwenteling, welke in September 1810 een aanvang nam met den opstand van den priester Hidalgo, een begaafd en bij de Indianen zeer gezien man.

Door de Indianen ondersteund, trok hij met 80000 man naar de hoofdstad; daar hij echter met zijne ongeregelde troepen geen aanval kon ondernemen, werd hij door de soldaten van den Onderkoning in onderscheidene gevechten geslagen en door de zijne verraden en aan de Spanjaarden uitgeleverd, die hem den 27sten Julij 1811 ter dood bragten. De oorlog der partijgangers bleef op het platte land nog woeden, maar de uitspattingen der opstandelingen was voor de aristocratische Creolen niet minder lastig dan voor de Spanjaarden. De omwenteling ware welligt in haren aanvang gesmoord, indien de wreedheden van den nieuwen onderkoning Colleja geene aanleiding hadden gegeven tot een nieuwen opstand. Wél zocht zijn opvolger, admiraal Apodaca, dien te beteugelen, maar het was reeds te laat. Noch de onderwerping van onderscheidene aanvoerders der opstandelingen, noch de gevangenneming van Nicholas Bravo, noch het verdrijven van Vittoria, noch het fusilléren van Xaverio Mina kon de omwenteling stuiten in haren loop. Gedurig sterker ontwikkelde zich het streven naar onafhankelijkheid.

Er ontstonden provinciale besturen en congressen, en in 1820 was „onafhankelijkheid” het algemeene wachtwoord. De hoofdleider van den opstand in die dagen was Guerrero, die alleen zich staande hield tegen de Spanjaarden. Met hem vereenigde zich Iturbide, die gedurende korten tijd aan het hoofd der zaken optrad als keizer van Mexico. Na den val van laatstgenoemde voltooide het Congrès de constitutie van 16 December 1823, en deze werd den 4den October 1824 afgekondigd. Het Congrès verkoos generaal Fernandez Vittoria tot eersten president, en deslavenhandel werd er door de wet van 13 Januarij 1825 afgeschaft. Den 29sten December 1826 verklaarde het Congrès zijne zitting geëindigd en die dag is de geboortedag der Republiek, welke eerst door de Vereenigde Staten, toen door Groot-Brittanje, en vervolgens door Portugal, Brazilië, de Nederlanden, Zweden, Denemarken, Pruissen en Frankrijk werd erkend.

De geschiedenis der eerste 20 jaren van deze Republiek levert een treurig tafereel van partijtwisten en omwentelingen. Daarin wekt een tweevoudig streven onze aandacht, namelijk het eene om de priesterpartij, welke naar een absolutistischen regéringsvorm streefde, onschadelijk te maken, en het andere, dat der Creolen, om de Indianen en Kleurlingen van het regéringsbeleid uit te sluiten. Spanje bood nog lang weerstand aan de vermaningen van Engeland en Frankrijk, om de onafhankelijkheid van Mexico onder voordeelige voorwaarden te erkennen. Eindelijk verloor dat rpk het laatste versterkte punt, hetwelk het in Mexico bezat, namelijk de vesting San Juan de Ulloa op de reede van Veracruz; zij werd bp capitulatie van 19 November 1825 overgegeven. Er heerschte eene aangename rust, toen een algemeene zendbrief van paus Leo de Mexicanen aanspoorde, om zich weder aan het Moederland te onderwerpen. Aanstonds keerden de woelingen terug. De aristocratische independenten (Escoceses) verlangden, dat een Spaansche prins zich op den Mexicaanschen troon zou plaatsen. Bij de partij der democratische independenten (Yorkinos) voegden zich de Europésche Spanjaarden en de Centralisten, die aan een aristocratisch centraalbewind de voorkeur gaven.

Eerstgenoemden behielden onder den vice-president, generaal Bravo, eenigen tijd de overhand; maar in Januarij 1828 verworven de Yorkinos onder generaal Guerrero de zegepraal. Daarop moesten de invloedrijkste oud-Spanjaarden de Republiek verlaten. Nu verkoos men den verdienstelijken minister van Oorlog Pedrazza tot president, doch de Yorkinos beschouwden hem als een aristocraat. Met verbittering grepen laatstgemelden naar de wapens, en Santa Anna plaatste zich aan hun hoofd. Den 2den December 1828 werden de beide partijen in de hoofdstad handgemeen. Intusschen behielden den 4den December de Yorkinos de overhand, en het graauw plunderde gedurende 3 dagen de huizen der Escoceses en der Spanjaarden.

Pedrazza nam de wijk, legde zijne betrekking neder en begaf zich in Februarij 1829 naar Europa. Nu werd Guerrero tot president, Bustamente tot vice-president, en Santa Anna tot minister van Oorlog benoemd, terwijl de Yorkinos overal het gezag in handen kregen. Het Congrès bevestigde den 1sten Januarij 1829 de keuze van Guerrero en deed den 20ten Maart eene wet afkondigen, waardoor alle Spanjaarden voor altijd gebannen werden. Men meldt, dat alstoen 22000 Spanjaarden met een aanzienlijk vermogen uit Mexico vertrokken zijn. Inmiddels had Spanje eene expeditie tot herovering van Mexico te Havana in gereedheid gebragt en het opperbevel aan generaal Barradas toe vertrouwd.

De troepen, 34000 man sterk, stapten den 24sten tot den 27sten Julij te Punta de Xeres aan land, maar werden weldra door Santa Anna omsingeld, zoodat Barradas den 11 den September 1829 capituléren en zich naar Havana inschepen moest. Twee maanden later ontstond, met Bustamente aan het hoofd, eene zamenzwering tegen Guerrero, en toen deze afstand deed van zijne betrekking, koos men den 1 sten januarij 1830 het hoofd der zamenzweerders in zijne plaats. Wél poogde Guerrero weder het gezag in handen te krijgen, maar hij werd meermalen geslagen, en eindelijk door verraad gevangen genomen en den 17den Februarij 1831 te Oaxaca doodgeschoten. Bustamente herstelde nu de orde, maar kwetste de vrienden van het Mexicaansche vaderland door zijn aristocratisch bestuur en vooral door de opheffing van reeds vermeld verbanningsdecreet. Dientengevolge plaatste zich in Januarij 1832 Santa Anna aan het hoofd van den opstand en verklaarde, dat Pedrazza de regtmatige president was. De meerderheid der Staten deelde zijn gevoelen. Na verschillende gevechten werd de strijd den lsten en 2den October 1832 beslist door de zegepraal van Santa Anna bij Puébla.

Nu sloot Bustamente met Pedrazza en Santa Anna eene overeenkomst, volgens welke Pedrazza tot aan den lsten April 1833 het presidentschap zou waarnemen, terwijl eene algemeene amnestie werd verleend voor alle staatkundige overtredingen sedert 1828. Den 2den Januarij 1833 trok het leger van Santa Anna de stad Mexico binnen, en Pedrazza vestigde zich in het nationaal paleis. In Maart werd voorts Santa Anna tot president en de geneesheer Valentino Gomez Farias tot vice-president gekozen. Het scheen, dat de liberale partij na eene vierjarige worsteling de overwinning had behaald; doch de geestelijkheid en de nog inlandig gebleven Spanjaarden spanden al hunne krachten in, om de hervormingen op het gebied van Eeredienst en Oorlog, waartoe door het Congrès besloten was, te beletten, daar men bevreesd was voor de verbeurdverklaring der geestelijke goederen en voor de inkrimping der oorlogsbegrooting. Santa Anna vervulde daarbij eene dubbelzinnige rol, daar hij in het geheim de bedoelingen der geestelijken en militairen bevorderde.

Op aansporing van generaal Bravo en van den bisschop van Puébla ontstonden in het begin van 1834 in onderscheidene gewesten oproerige bewegingen; doch Bravo moest het onderspit delven voor generaal Vittoria. In Mei plaatste Santa Anna zich weder aan het hoofd der regéring, maar onderwierp zich den 2den Februarij 1835 aan het Congrès, waarna generaal don Miguël Baragan tot zijn opvolger gekozen werd. De woelingen der geestelijkheid , die de Indianen en de geringere standen wist op te winden, veroorzaakte eene nieuwe militaire revolutie, bestuurd door Santa Anna, die nu plotselijk in een centralist herschapen was. Hij ontbond in de eerste plaats het Congrès, riep een nieuw Congrès bijeen en smoorde allen tegenstand in bloed. Nadat hij eene contra-revolutie onderdrukt had, kondigde hij het Edict af van 23 October 1835, waardoor de zelfstandigheid der afzonderlijke Staten opgeheven en de geheele foederalistische Republiek in een gecentraliseerden Staat herschapen werd. Deze gebeurtenissen bespoedigden den opstand in Texas, dat zich den 2den Maart 1836 onafhankelijk verklaarde, nadat er de inwoners Santa Anna geslagen en gevangen genomen hadden. Tegen het einde van 1836 volgde eindelijk na langdurige onderhandelingen de erkenning der Mexicaansche Republiek door Spanje.

Wegens de gevangenschap van Santa Anna trad Bustamente op als president en bewandelde den weg van zijn voorganger. Daar omstreeks dien tijd Fransche burgers te Mexico in hunne regten verkort werden, ontstond er een oorlog met Frankrijk, die met het bombardement en de capitulatie van het fort van San Juan de Ulloa (27 November 1838) en met de bemagtiging van Veracruz (5 December 1838) door de Franschen eindigde en den 9den Maart 1839 tot een vrede voerde, waarbij Mexico voldoening geven en eene schadevergoeding van 600000 dollars aan Frankrijk betalen moest. Daarna verhief zich weder de burgeroorlog tusschen de Centralisten en de Foederalisten. Laatstgenoemden hadden gedurende den oorlog met Frankrijk korten tijd de overhand behouden, maar zij bezweken in September 1841 voor de magt van Santa Anna, die zich als dictator gedroeg en na het aftreden van Bustamente het presidentschap weder op zich nam. Deze strijd veroorzaakte de afscheiding en onafhankelijkverklaring van Yucatan, waaide foederalisten een overwegenden invloed hadden. Van dien tijd af tot aan 1845 voerde Santa Anna heerschappij met het onmiskenbare doel, om zich tot dictator te verheffen, en met eene aanmatiging, welke tot verwikkelingen leidde met de Vereenigde Staten van Noord-Amerika, Engeland en Frankrijk. Daarbij nam de inwendige verdeeldheid gedurig toe, zoodat Santa Anna zijn gezag onmogelijk kon bevestigen. Zijne willekeurige grondwetsverandering in December 1842 gaf zooveel kracht aan de oppositie, dat hij in het begin van 1845 van zijn waardigheid ontzet en gebannen werd.

Immers reeds den 1sten November 1844 was te Guadalaxara onder Paredes en den 2denDecember in de hoofdstad onder Herrera een opstand uitgebarsten, waarna het Congrès een nieuw bewind had benoemd onder het voorloopig presidentschap van Serrera. Bij de tijding dezer omwenteling trok Santa Anna, die de stad Puébla belegerde, ijlings naar de hoofdstad, maar werd door zijn leger verlaten en op den 5den Januarij 1845 op de vlugt gevangen genomen. Het Congrés beschuldigde hem van hoogverraad en van andere misdrijven en veroordeelde hem den 16den April tot ballingschap met verbeurdverklaring van zijne goederen. De nieuwe regéring moest de onafhankelijkheid van Texas erkennen en gedoogen, dat dit land toetrad tot de Noord-Amerikaansche Unie. De komst van Noord-Amerikaansche troepen en oneenigheden over de grensscheiding veroorzaakten reeds den 16den Julij eene oorlogsverklaring van Mexico aan de Vereenigde Staten.

Het leger van laatstgenoemden vereenigde zich aan de Rio-Nuéces, en het Mexicaansche onder generaal Ampudia bij Matamoras aan de Rio-Grande del Norte. De Amerikaansche regéring poogde echter den vrede te bewaren en zond tot dat einde Slidell naar Mexico, doch te vergeefs. Intusschen was Serrera, den 16den September 1845 tot President benoemd, reeds den 30sten December daaraanvolgende door eene nieuwe omwenteling tot aftreding genoodzaakt en door generaal Paredes vervangen, die een oorlogzuchtig ministérie benoemde, dat van geene schikking wilde hooren. Het Amerikaansche observatieleger onder Taylor (2300 man met 12 stukken geschut) trok zuidwaarts naar de Rio-Grande del Norte, kwam er in aanraking met het Mexicaansche leger, waar inmiddels Arista als bevelhebber was opgetreden, en sloeg dat leger (7000 man) den 8sten Mei bij Palo Alto en vervolgens bij Reseca de la Palma, zoodat het met verlies van al het geschut over de rivier teruggeworpen werd. Reeds den 17den Mei bevond zich Taylor met zijn leger op haren regter oever, en den volgenden dag verliet Arista met 4000 man Matamoras, welke stad door Taylor werd ingenomen. Daardoor kwam de oorlog voor ’s hands tot stilstand.

Bij het openen van het Congrès den 6den Julij verklaarde Paredes, dat hij zelf naar de grenzen zou oprukken, hetwelk echter niet gebeurde. Reeds in Mei was te Guadalaxara ter gunste van Santa Anna eene volksbeweging ontstaan, die, door de meeste generaals bevorderd, zich spoedig uitbreidde. Den 4denAugustus ontstond eene omwenteling in de stad Mexico, alwaar Paredes, door zijne troepen verlaten, op zijne legerstede in hechtenis genomen werd. Generaal Sales belastte zich voorloopig met het bewind en riep het Congrès tot eene nieuwe presidentskeuze bijeen. Den 15den Augustus kwam Santa Anna en verklaarde zich een voorstander van het foederalismus, waarna hij den 1sten October tot opperbevelhebber van het leger werd benoemd. Dat der Amerikanen had inmiddels vooral door Duitsche vrijwilligers eene aanzienlijke versterking ontvangen. Behalve het hoofdleger onder Taylor (5600 man infanterie en 1050 man kavallerie met 19 stukken geschut) waren 3 operatie-kolonnes tegen Mexico te velde gebragt. Den 24sten September bemagtigde Taylor Monterey, waaruit Ampudia met 7000 manen eenige ongeregelde benden bij capitulatie aftrok.

Tevens werd een wapenstilstand van 6 weken gesloten en eene demarcatielijn langs de Rio del Tigre getrokken. Men verwierp echter te Washington den wapenstilstand, en Taylor ontving bevel, den oorlog met kracht voort te zetten. Hij maakte zich daarop meester van Saltillo, waarop een rusttijd van 2 maanden volgde. Ook de 3 kolonnes streden voorspoedig, en 2 van deze vereenigden zich te Saltillo met Taylor, terwijl de derde zich meester maakte van Nieuw-Californië, dat vervolgens aan de Noord-Amerikaansche Unie werd afgestaan. Generaal Taylor, aan wien men tot vorming der Veracruz-armee, welke naar de hoofdstad Mexico zou oprukken, een groot deel zijner troepen ontnomen had, was eerst na de komst der eerste kolonne onder generaal Wool weêr in staat om te strijden.

Zijn leger bestond uit 4500 man infanterie, 1200 man kavallerie en 16 stukken geschut. Tegenover hem stond Santa Anna, die in Potosi de Mexicaansche troepen vereenigd en Urrea en Minon met 5- of 6000 man ongeregelde troepen vooruitgezonden had, om den vijand te verontrusten, in het midden van Februarij 1847 bij Salado, slechts 3 geogr. mijl ten zuiden van Saltillo, met 15000 man infanterie, 6000 man kavallerie en 28 stukken geschut. Den 22sten en 23sten Februarij ontstond er een gevecht bij de hoeve Buéna Vista, waarin de Amerikanen 700 man verloren, doch de Mexicanen met een verlies van 4000 man het veld ruimden. Terwijl Taylor te Saltillo bleef en het binnenlandsch bestuur regelde, maakte de Veracruz-armee onder het bevel van generaal Scott, ondersteund door eene vloot van 37 schepen met 395 kanonnen, den 18den Maart een aanvang met de belegering van Veracruz, waarin zich 5000 Mexicanen bevonden; na een hevig bombardement van 5 dagen capituleerde Veracruz met het fort San Juan de Ulloa, alsmede het fort Santiago en het fort Concepcion.

In het midden van April trok Scott met 10000 man infanterie, 256 ruiters en 16 stukken geschut noordwestwaarts naar Jalapa. Santa Anna, die na de nederlaag bij Buéna Vista over Potosi teruggetrokken en ter beteugeling van alle staatkundige woelingen naar de hoofdstad geijld was, zag zich aldaar benoemd tot president der Republiek. Hij voegde bij de 6000 man, die hem vergezelden, nog eenige duizenden en versterkte zijne artillerie. Bij het verschanste dorp Cerro-Gordo leed hij echter den 18den April in een strijd tegen Scott op nieuw eene vreeselijke nederlaag, waarna hij terugtrok naar Orizaba en van hier een guerila-oorlog bestuurde. Om de voorstanders van den vrede tegen te werken, snelde hij aanstonds naar de hoofdstad, waar hij tot dictator gekozen werd.

Nu riep hij generaal Valencia uit Potosi en bragt zijn leger op 20000 man met 50 stukken zwaar geschut en 30 veldstukken. De Amerikanen hadden den 22sten April Jalapa en Perote bezet en den 27sten het hoofdkwartier naar Puébla verlegd, waar Scott maanden lang op versterking moest wachten. Den 9den Augustus trok hij met 12000 man en 30 stukken geschut onder dagelijksche gevechten langs zeer moeijelijke wegen voorwaarts. Den 19den en 20sten van die maand werden veldslagen geleverd bij Contreras en Churubusco; in den eersten verloor Santa Anna 10 generaals en 1500 gevangenen, en in den laatsten 3000 man en 30 stukken geschut.

Doch ook Scott had 16- of 1800 man verloren en deed nu vredesvoorstellen, waarvan Santa Anna niet langer afkeerig was. Zijn tegenstander namelijk, de voormalige president Paredes, uit de gevangenis ontsnapt en na een langdurig vertoef in het buitenland teruggekeerd, had te Orizaba eene guerillabende verzameld, waarmede hij Santa Anna bedreigde, zoodat deze een wapenstilstand sloot met Scott, gedurende welken over den vrede zou gehandeld worden. Men stelde echter van beide zijden de eischen te hoog, zoodat na het verstrijken van den wapenstilstand Scott naar de hoofdstad oprukte, in hare nabijheid de forten Chapultepec en Koningsmolen veroverde, en den 14den September een aanvang maakte met het bombardement. Den 15den werd de stad stormenderhand ingenomen. Santa Anna en Paredes waren verdwenen, en van het Mexikaansche leger was niets te vinden. Niettemin werd de guerilla-oorlog voortgezet en eerst den 2den Februarij 1848 kwam een vredesverdrag tot stand, hetwelk door het Mexicaansche Congrès te Queretaro onder voorzitterschap van Serrera, die weder tot president was benoemd, den 29sten Mei 1848 geratificeerd werd. Daardoor verloor Mexico aan de overzijde der Rio-Grande del Norte de aan Texas toegevoegde gedeelten der Staten Tamaulipas, Cohahuila en Chihuahua, benevens Nieuw-Mexico en Nieuw-Californië, te zamen 30000 geogr. mijl.

Daarenboven verkregen de Amerikanen de vrije scheepvaart op den benedenloop der Rio Colorado en in de Golf van Californië, en beide partijen op de Rio Grande en de Gila. De Unie zou 15 millioen dollars aan Mexico betalen en de schadevergoeding, door Mexico aan Noord-Amerikaansche burgers verschuldigd, voor hare rekening nemen, terwijl zij Mexico tegen de Indianen, voor zoover deze de afgestane landen bewoonden, zou beschermen.

Toen in Junij 1848 de Amerikaansche troepen de hoofdstad verlieten, trok Paredes na het uitvaardigen van een manifest tegen de nieuwe regéring en na het bemagtigen van de stad Guanaxuato derwaarts, maar werd den 14den Julij door Bustamente geslagen en zag na eene tweede nederlaag zijne plannen, om Serrera ten val te brengen, verijdeld. Serrera poogde na het Congrès eenige orde te brengen in de verwarde financiën, doch een nieuwe opstand van Paredes, schoon spoedig gedempt, vermeerderde de algemeene onrust, die nog toenam door de oproerige bewegingen der Indianen en door de naderende presidentsverkiezing. Deze besliste ter gunste van den generaal en minister van oorlog den Mariano Arista, die den 15den Januarij 1851 zijn ambt aanvaardde.

De pogingen der nieuwe regéring, om het verbodstelsel in een stelsel van beschermende regten te veranderen, leed schipbreuk in het Congrès, zoodat tegen het einde van September kolonel Carbajal in verzet kwam tegen de regéring om eene verlaging der invoerregten te verkrijgen; hij belegerde na eenige gevechten tegen de regéringstroepen de haven van Matamoras. De gouverneur Avalos kreeg echter aldaar de inwoners aan zijne zijde door op eigen verantwoording het tarief te verlagen, zoodat Carbajal moest aftrekken naar Texas. Een ontwerp van tarief hervorming, door het Foederaal Bestuur aan het Congrès ingediend, werd met eene meerderheid van slechts ééne stem aangenomen, maar bleef buiten werking, omdat de Senaat zijne zittingen sloot. Inmiddels had zich door den maatregel van Avalos de handelsbeweging bijna geheel naar Matamoras gewend, zoodat de overige koopsteden met den ondergang werden bedreigd. Het corps diplomatique vervoegde zich bij de regéring en deze verwierp de tariefverlaging van Avalos, eene algemeene verteringsbelasting van 8% uitschrijvende op alle ter markt gebragte goederen.

De verbittering over dit besluit, de tegenstand van het Congrès tegen eene tariefhervorming, de wensch der afzonderlijke Staten om zich onafhankelijk te maken en de krijgstoerustingen van Carbajal leidden in 1852 tot eene nieuwe omwenteling, waardoor Avista verwijderd en generaal Cevallos als president aan het hoofd der zaken geplaatst werd. Te midden dier verwarring begeerden de partijhoofden de terugroeping van Santa Anna, die op Jamaïca naar eene gunstige gelegenheid uitzag, om zich weder naar Mexico te begeven en in Februarij 1853 tot het presidentschap geroepen werd. Hij landde te Veracruz en hield den 27sten April van dat jaar zijn intogt in de hoofdstad.

Langer dan 2 jaar regeerde nu Santa Anna als dictator met onbeperkte magt. In 1864 verkocht hij het zuidelijk gedeelte van Arizona voor 10 millioen dollars aan de Vereenigde Staten. Misnoegen over die daad en over zijn heulen met de priesterpartij bragten hem eindelijk in 1855 ten val door een opstand, bestuurd door den grijzen Alvarez. Daarna traden 4 mededingers op naar het hoogste gezag; zij sloten eene overeenkomst, volgens welke Alvarez de betrekking van president en Ignazio Comonfort die van vice-president zou waarnemen.

Eerstgemelde echter legde reeds in het najaar de zijne neder, waarna laatstgenoemde hem opvolgde. Hij regeerde geruimen tijd in goede verstandhouding met het Congrès, dat alle sporen van het absolutismus van Santa Anna zocht uit te wisschen en door krachtige maatregelen den overmoed der priesterpartij beteugelde. Comonfort evenwel, ontmoedigd door den dweepzieken tegenstand van den clerus, poogde in het laatst van 1857 door een staatsstreek eene overeenstemming tot stand te brengen tusschen de liberalen en den clerus, maar verloor daardoor de gunst van beide partijen. De liberalen verklaarden hem, als schuldig aan hoogverraad, vervallen van zijn ambt en erkenden Juarez, voorzitter van het hooggeregtshof en dientengevolge vicepresident, als het hoofd van den Staat, terwijl de clerus Comonfort als een onbruikbaar werktuig ter zijde schoof en het bewind in handen gaf van generaal Zuloaga De zetel -van Juarez was Veraeruz, die van Zuloaga de hoofstad, zoodat laatstgenoemde door de Europésche Mogendheden werd erkend. De strijd dier beide mannen strekte zich uit over het jaar 1858. Generaal Miramon, een aanhanger van Zuloaga, zegepraalde wel is waar aanvankelijk in het noorden en verwierf bij de priesterpartij zulk een groot aanzien, dat hij in 1859 Zuloaga verdrong en zich tot dictator opwierp, doch hij kon Juarez niet verdrijven uit Veraeruz.

Deze werd in April 1859 door de Vereenigde Staten als regtmatige president erkend, terwijl zijn generaal Ortega zulke belangrijke voordeelen behaalde, dat hij zelf in Januarij 1861 zijn intogt kon houden in de hoofdstad. Hij verkondigde eene volkomene vrijheid van godsdienst, hief de monnikenkloosters op en herschiep de kerkelijke goederen in nationaal eigendom. Het Congrès koos hem in den zomer van 1861 tot president en bekleedde hem kort daarna met een onbeperkt dictatorschap.

In dien tijd was de burgeroorlog in Noord-Amerika reeds uitgebarsten. Bouwende op den ondergang der groote Noord-Amerikaansche Republiek, vereenigden zich Spanje, Engeland en Frankrijk, op aansporing van Napoleon III, tot eene tusschenkomst in Mexico en besloten in een verdrag te Londen van 31 October 1861. tot eene gemeenschappelijke handeling, om betaling en voldoening te verkrijgen voor de eischen en bezwaren van hunne onderdanen. Tegen het einde van dat jaar verschenen de vijandelijke escaders aan de kust van Mexico, doch reeds in den aanvang van 1862 werd het verbond der Mogendheden vernietigd. Engeland en Spanje trokken zich terug, dewijl zij de bedoeling van Napoleon III doorzagen, om Mexico te veroveren en aldaar de priesterpartij te ondersteunen.

Alzoo bleven de Franschen alleen over, die zich door het verbreken der Conventie van Soledad in het bezit gesteld hadden van eene gezonde legerplaats in Tehuacan. Hunne troepen, 7- of 6000 man sterk en door generaal Lorencez aangevoerd, openden den strijd tegen het Mexicaansche leger, bestuurd door generaal Zaragoza. Den 6den Mei bestormden zij Puébla, maar moesten naar Orizaba terugtrekken. Eerst nadat het Fransche expeditieleger versterkt was tot 45000 man, rukte het op nieuw voorwaarts en sloeg onder generaal Forey den 24sten Maart 1863 weder het beleg vóór Puébla. Hier bood Ortega krachtigen weêrstand, maar moest den 27sten Mei zich overgeven, nadat reeds den 8sten te voren een Mexicaansch leger tot ontzet derwaarts snellend, door Bazaine geslagen was. De Franschen vervolgden nu hunnen togt naar de hoofdstad en hielden er den Krien Junij hunnen intogt, nadat Juarez den 31sten Mei de stad verlaten en den zetel der nationale regéring naar Potosi verlegd had.

Eene door Forey zamengeroepene vergadering van Notabelen, 215 personen tellende, proclameerde het Mexicaansche Keizerrijk en droeg, aangedreven door Napoleon III, de kroon op aan Maximiliaan, aartshertog van Oostenrijk, die haar den 10den April 1864 aannam, nadat het besluit van de vergadering van Notabelen door eene fictieve volkskeuze bekrachtigd was. Maximiliaan vertrok met zijné gemalin Charlotte over Rome naar Mexico en landde te Veracruz den 28sten Mei 1864. Hij hield den 12den Junij van dat jaar zijn intogt in de hoofstad. De strijd tusschen de Gemeene, bestgezinden en Keizerlijken werd nu met afwisselenden voorspoed gevoerd en veroorzaakte de verwoesting van bijna geheel Mexico. De tegenstand van het volk en van Juarez was krachtiger en taaijer dan Napoleon had vermoed. Juarez moest wel is waar bij herhaling over de grenzen trekken, maar kwam telkens terug en behaalde ten slotte aanmerkelijke voordeelen op den vijand.

Daarenboven bleek het, dat Maximiliaan te gemoedelijk was voor de taak, door den Keizer van Frankrijk op zijne schouders gelegd. Ook was hij ontbloot van de noodige geldmiddelen om de hoofdleiders der volksbeweging aan zijn persoon te verbinden. Welligt zou hij zijn doel bereikt hebben, wanneer hij zich niet verzet had tegen de gewetenlooze eischen van den Franschen opperbevelhebber Pazaine. Tevens was hij te eerlijk om een onbepaald gehoor te verleenen aan de wenschen der priesterpartij, en deed als een welgezind constitutioneel vorst zijn best, om het verwaarloosde volk door beter onderwijs, door het lokken van Duitsche volksverhuizers en door verbetering der middelen van verkeer uit zijne vernedering op te beuren. Hij vond daarbij echter overal belemmering, tegenspraak, openlijke en heimelijke oppositie. Al wat hij tot stand bragt geleek op verdorrende vruchtknoppen, en het was zoo klaar als de dag, dat het Keizerrijk onder zulke omstandigheden geen duurzaam bestaan kon hebben. Zijn toestand werd hopeloos.

De Vereenigde Staten van Noord-Amerika weigerden hem te erkennen en beschouwden Juarez en de Republiek als het regtmatig bewind. Daarenboven had het kabinet te Washington zoodanigen invloed op Napoleon III, dat deze in April 1866 beloofde, al zijne troepen vóór November 1867 uit Mexico te zullen verwijderen. Hiermede maakte hij reeds in November 1866 een aanvang door de troepen tusschen Mexico en Veracruz te concentréren, waarna de verlatene gewesten meerendeels door de Republikeinen werden bezet en de president Juarez den zetel der regéring van Chihuahua naar Durango verplaatste. Eene poging van Ortega, om als tegencandidaat op te treden, mislukte. Alzoo werd het keizerlijk gezag van Maximiliaan allengs binnen enger grenzen besloten, en zijn aanbod, om de beslissing of men in Mexico eene republiek of een keizerrijk begeerde, aan een regtstreeks gekozen Nationaal Congrès over te laten, vond bij Juarez geen gehoor. In Januarij 1867 nam de inscheping van het Fransche expeditieleger een aanvang en was reeds in het midden van Maart volbragt.

Daarna bleven de steden en provinciën Mexico, Puébla, Queretaro en Veracruz nog Maximiliaan onderworpen; doch reeds den 2den April veroverde generaal Porfirio Diaz Puébla en den 15den Mei generaal Escobedo de stad Queretaro, waar Maximiliaan met zijne beide generaals Mejia en Miramon gevangen genomen en den 19den Junij doodgeschoten werd. Bij die tijding opende de stad Mexico den 21sten Junij hare poorten voor Porfirio Diaz, terwijl kort daarna ook Veracruz zich overgaf. Nu had de Republiek eene volkomene overwinning behaald op het opgedrongen Keizerrijk.

Juarez werd hierop in het buitenland erkend als hoofd van den Staat en zag het presidentschap in 1867 en later ook weder in 1871 aan hem toegekend. Niet alle aangelegenheden werden echter aanstonds naar wensch geregeld. Hij wilde de leeningen, door Maximiliaan gesloten, niet erkennen en ook niet onderhandelen met de gezanten en consuls, bij het Keizerlijk Bewind geaccrediteerd, vóórdat zij van nieuwe geloofsbrieven bij de Republiek waren voorzien.

Dientengevolge verlieten de Europésche gezanten het land. In het binnenland heerschte aanvankelijk rust, daar de overwonnen partij met zachtheid door Juarez : bejegend werd; hij verbande alleen de hoogste i ambtenaren van Maximiliaan. Toch was er ; de zucht naar militaire pronunciamiëntos geenszins uitgebluscht. Sedert de presidentsverkiezing : van 1871, waarin de voorzitter van het hoog! geregtshof Lerdo de Tejada en Porfirio Diaz als mededingers van Juarez optraden, ontstonden er burgeroorlogen in verschillende Staten.

Na den dood van Juarez in 1872 kwam Lerdo ; de Tejada aan het hoofd der zaken en werd i in het vorige jaar (1876) herkozen. Porfirio Diaz kwam echter tegen hem in verzet en ! behaalde den 16den November 1876 eene beslissende overwinning, zoodat hij zich op den 23sten daaraanvolgende in de hoofdstad voorloopig tot president opwierp. Nadat hij voorts nog een anderen candidaat voor het presij dentschap, Iglesias, geslagen had, werd hij in Februarij 1877 tot president gekozen.

De hoofstad Mexico is de zetel van de regéring, van het Congrès en van een aartsbisschop.

Zij is de prachtigste stad van Amerika i en vormt, evenals Washington in de Vereenigde Staten, een afzonderlijk district. Zij werd in de eerste helft der 14de eeuw door Azteken gesticht en Tenochtitlan genaamd, hoewel zij aan de Europeanen bekend werd onder den naam van Mexico (naar den Mexicaanschen oorlogsgod Mexitli). Gelegen ter hoogte van 2400 Ned. el boven de oppervlakte der zee, aan 2 meren, die een omvang hebben van 30 uren gaans en voorzien zijn van drijvende tuinen, in een dal, waar eene altijddurende lente heerscht, terwijl het omgeven is door met sneeuw bedekte vulcanen, vormt de stad een vierkant met lijnregte straten en lage huizen, daar deze zoowel door aardbevingen als door overstroomingen bedreigd worden, en heeft geene poorten of wallen. Twee groote waterleidingen voorzien haar van frisch drinkwater. Het aantal harer inwoners bedraagt 230000. Men vindt er eene universiteit, eene académie van schoone kunsten, eene mijnschool, een botanischen tuin, eenige schouwburgen en onderscheidene andere instellingen; doch vele daarvan verkeeren in een zeer vervallen toestand.

Van de talrijke kerken aldaar vermelden wij de groote domkerk, op de puinhoopen van een tempel der Azteken verrezen. Onder het Spaansch beheer was deze stad het middelpunt van een aanzienlijken binnenlandschen handel en de zetel der ontluikende beschaving. Sedert de onafhankelijkverklaring des lands is zij echter achteruitgegaan, en men ontwaart er slechts overblijfselen van den vroegeren rijkdom en van den voormaligen bloei.

— De Staat Mexico telt op 20300 geogr. mijl bijna 664000 inwoners. Zijne hoofdstad is Toluca met ruim 12000 inwoners.