Tot hen, die dezen naam gedragen hebben, behooren in de eerste plaats onderscheidene Byzantijnsche keizers, te weten: Andronicus I, een zoon van Isaӓk en een kleinzoon van Alexius Comnenus. In 1141 was hij een gevangene van de Turken, maar na zijne bevrijding benoemde keizer Manuël hem tot bevelhebber van het leger in Cilicië. Weldra zag hij zich beroofd van het vertrouwen zijns meesters en hij werd opgesloten in een toren te Constantinopel.
Na eene gevangenschap van meer dan 12 jaren wist hij te ontsnappen. Hij vond bij den Russischen grootvorst Jaroslaw te Kiew een gastvrij verblijf en klom zoo spoedig in de gunst van dezen, dat Manuël het geraden achtte, zich met zijn voormalig legerhoofd te verzoenen. Deze stond nu met Russische troepen den Keizer bij tegen de Hongaren. Wederom echter viel hij in ongenade en nam de wijk naar Antiochia en Jeruzalem, vanwaar hij met Theodora, de weduwe van koning Balduinus, naar Damascus. vlugtte, waar hij de bescherming genoot van den Turkschen gebieder.
Toen de Grieksche keizer hem eindelijk, op zijn verzoek, vergiffenis schonk, werd hem Oenoe in Pontus als verblijfplaats aangewezen. Na den dood van Manuël (1180) zochten onderscheidene aanzienlijken des rijks den onmondigen Alexius de kroon te ontrukken, maar Andronicus verzamelde terstond een leger, vond steun bij den veldheer Andronicus Angelus, wist de burgers van Constantinopel tot een opstand ten zijnen voordeele op te ruijen, en trok in rouwgewaad de stad binnen. Hier deed hij Alexius kroonen, zorgde dat deze de Keizerin-moeder, als schuldig aan hoogverraad, liet ter dood brengen en nam zelf plaats als mederegent, waarna hij Alexius deed worgen en met de verloofde van dezen, Agnes, eene dochter van Lodewijk VII van Frankrijk, in het huwelijk trad. Hij hield met moed en kracht zich staande in zijne waardigheid, maar verloor bij een opstand (1185) troon en leven. — Andronicus II de oudere, een zoon van keizer Michaël Palaeologus. Hij aanvaardde het bewind in 1283, maakte een einde aan de onderhandelingen over de zamensmelting der Latijnsche en Grieksche kerk, werd om die reden door Clemens V in den ban gedaan, zag zich in , 1328 van den troon gestooten door zgn kleinzoon, en overleed in 1333 in een klooster te Adrianopel. — Andronicus III. Deze zou als de moordenaar van zgn broeder Manuël van de troonsopvolging worden uitgesloten, maar hij veroverde met hulp van zijn zwager Michaël Straschemir, koning der Bulgaren, de .hoofdstad en nam de teugels van het bewind met geweld in handen. Tijdens zijne regering breidden de Turken, die onder aanvoering van Orchan Nicaea hadden veroverd, hun. gebied tot aan den Bosporus uit. Even rampspoedig was hg in den oorlog met Stephanus VI, koning van Servië, terwijl de Genuézen hem Lesbos ontnamen. Hij overleed in 1341. — Andronicus IV, de oudste zoon van keizer Johannes V Palaeologus en kleinzoon van Andronicus III. Hij voerde gedurende de afwezigheid van zijn vader heerschappij in het Westen, werd door dezen verstooten en maakte met Saoedsji, den zoon van sultan Moerad I, eene zamenzwering tegen zijn vader. Hij werd in den kerker geworpen en van het licht der oogen beroofd. In 1389 ontsnapte hij en werd door sultan Bajesid I tegen schatting op den troon geplaatst. Een jaar later deed hij vrijwillig afstand van de regering en vergenoegde zich met een klein gebied.
Den naam van Andronicus droeg voorts een bouwkundige uit Cyrrho in Syrië, de stichter van den achthoekigen marmeren toren der windstreken , die zich thans nog te Athene verheft. Op de kroonlijst ziet men er op elk der acht zijden een der hoofdwinden voorgesteld. Op het dak bevond zich een beweegbare koperen Triton, die met zijn staf den wind aanwees. Aan den buiten-muur ontdekt men thans nog de lijnen van een zonnewijzer en aan den binnenmuur de sporen van een kunstig water-uurwerk.
Voorts kent men onder dien naam een peripatetischen wijsgeer uit Rhodus, het hoofd der volgelingen van Aristoteles te Rome. Hij verkeerde hier tusschen de jaren 80 en 50 vóór Chr. en schreef onderscheidene werken over Aristoteles en diens leer. Daarvan is evenwel niets tot ons gekomen.
Tevens noemen wij Andronicus Callistus, een Aristotelisch wijsgeer uit Thessalonica, die tot 1453 te Constantinopel leefde en zich na de verovering dezer stad eerst naar Rome en toen naar Florence begaf en in 1478 te Parijs overleed. Hij is de schrijver van een boek over de hartstogten, en vermoedelijk ook van eene Paraphrase der Ethica van Aristoteles (uitgegeven door Daniël Heinsius, Leiden 1617).
Eindelijk noemen wij den Romeinschen dichter Livius Andronicus. Zie onder Livius.