Onder dezen naam vermelden wij :
Livius Andronicus, de vader der dramatische en epische dichtkunst bij de Romeinen. Waarschijnlijk was hij geboortig van Tarente en oorspronkelijk een Grieksche slaaf en vervolgens een vrijgelatene van Marcus Livius Salinator, aan wiens kinderen hij onderwijs gaf. Hij leefde in de 3de eeuw vóór Chr. en vervaardigde in eene nog vrij onbeschaafde taal eene vertaling der „Odyssee” in Oud-Romeinsche versmaat, alsmede onderscheidene treur- en blijspelen naar Grieksch modél, welke te Rome werden opgevoerd. De fragmenten, die bewaard zijn gebleven, zijn in 1835 door Düntzer afzonderlijk in het licht gezonden.
Titus Livius, een bekend Romeinsch geschiedschrijver. Hij werd geboren te Padua in 59 vóór Chr., genoot de bescherming van Augustus, en vertrok naar Rome, om er zich te belasten met de opvoeding van den lateren keizer Claudius. Op zeer gevorderden leeftijd keerde hij naar zijne geboortestad terug en overleed aldaar in het jaar 11 na Chr. Hij was een man van veelzijdige kennis en talent en leverde verschillende oratorische en wijsgeerige geschriften. Zijn hoofdwerk is echter de Romeinsche geschiedenis, welke het tijdperk van de stichting der stad Rome tot aan den dood van Drusus (9 vóór Chr.) omvat. Met de bewerking daarvan hield hij zich 20 jaren bezig. Moge ook de schrijver in staatkundig doorzigt, grondige kennis van zaken en critisch gebruik der bronnen voor andere geschiedschrijvers der Oudheid moeten onderdoen, toch behoort zijn werk wegens de edele humaniteit en het zuiver zedelijk gevoel, welke er in doorstralen, alsmede wegens den fraaijen stijl tot de meesterstukken der Romeinsche letterkunde, al heeft men hem ook beschuldigd van „Pativiniteit (provincialismus uit Padua)”.
Zijn geschiedwerk bestond uit 140 boeken, welke men vervolgens in decaden of afdeelingen van 10 boeken heeft gesplitst. Daarvan zijn slechts 35 bewaard gebleven, namelijk de eerste 10 en het 21ste tot het 45ste, terwijl van de overige nog fragmenten en uittreksels voorhanden zijn, door Freinsheim tot de door hem geleverde aanvulling gebezigd. Tot de beste uitgaven van het geschiedwerk van Livius behooren die van Gronovius (Leiden, 1645, 3 dln)”, — „Drakenborgh (Leiden, 1738—1746, 7 dln); (nieuwe druk, 1820—1828, 15 dln), — Weissenborn (1850), — en Hertz (1857 enz.).