Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Afleiding

betekenis & definitie

Dezen naam geeft men aan de werking van bepaalde middelen, waardoor men bij den lijder aan den loop der vochten eene andere rigting geven, eene overmaat van vochten op deze of gene plek verminderen, den ziekelijken toestand der vochten verbeteren of door prikkeling van sommige zenuwen de pijn van het lijdend deel verzachten wil. Laatstgemelde afleiding is gegrond op de waarneming, dat men door prikkeling van de oppervlakte des ligchaams eene dieper gelegene, pijnlijke aandoening kan wegnemen. Het antwoord op de vraag, hoe en waardoor sommige afleidende middelen werken, is niet altijd volkomen duidelijk, maar het nut dier middelen is door de ondervinding van eeuwen gestaafd. Wél werden zij voorheen op grooter schaal toegepast dan in onze dagen, maar vele afleidende middelen zijn ook nu nog onmisbaar in de geneeskunde.

Het kostelijkst van allen is de koude, die in den vorm van koude omslagen en compressen, wasschingen, baden, stortbaden en dranken wordt aangewend. Zij is bij uitnemendheid geschikt, om in een bepaald deel of in het geheele ligchaam ontsteking, bloedaandrang, koortshitte enz. af te leiden en den gunstigen afloop der ziekte te bevorderen. Ieder weet, hoe weldadig koude omslagen bij wonden en kneuzingen, hoe verzachtend met ijs gevulde blazen bij hersenontsteking werken. Dienzelfden invloed heeft het begieten met koud water na heelkundige kunstbewerkingen op hierdoor veroorzaakte wonden, en de koude komt desgelijks te pas bij de ontsteking van inwendige deelen, bij voorbeeld van de longen, van het buikvlies enz. — Van ouds heeft men het aftappen van bloed als een uitmuntend afleidend middel beschouwd, zoowel voor het geheele ligchaam als voor bepaalde deelen. In het eerste geval opent men eene ader (zie het artikel aderlating), en in het tweede gebruikt men koppen of bloedzuigers. Men zet koppen, wanneer men uit eene vrij groote oppervlakte des ligchaams het bloed uit de kleine vaten wil wegnemen. Koppen kan men bij gewone hooge theekopjes van blik of glas vergelijken, waarin men de lucht verijlt door er een weinig spiritus in te laten branden, waarna men ze met de opening op het ligchaamsdeel drukt. De ijlere lucht in zulk een kop is nu afgesloten van de buitenlucht, zoodat de door de huid omslotene lucht onder den kop, die wel met de gewone dampkringslucht, maar niet met de verijlde lucht in evenwigt was, zich begint uit te zetten en de huid onder den kop opzwelt en rood wordt door het naar boven geperste bloed. Nu wordt de kop weggenomen en de huid met een kopmes, waarin verscheidene messen door eene veer in beweging worden gebragt, gekorven, en de kop er met op nieuw verijlde lucht opgezet, waarna de bloedontlasting volgt. Drooge koppen zijn zoodanige, waarbij het kerven der huid geen plaats heeft.

In plaats van de aderlating, die in den jongsten tijd gelukkig slechts zelden wordt voorgeschreven, heeft men de haemaspasie ingevoerd, die op dergelijke wijze werkt als een groote drooge kop. Om het bloed van de inwendige deelen af te leiden, heeft Junod de koplaars uitgevonden, eene soort van ruime laars, waarin men een arm of een been steken, dezen luchtdigt afsluiten en door middel eener luchtpomp in eene luchtledige ruimte brengen kan, zoodat het bloed met kracht naar zoodanig deel vloeit. Hierdoor wordt het bloed uit andere deelen afgeleid, en er ontstaat toch geen bloedverlies. Men verzekert, dat de aanwending der koplaars uitstekende uitkomsten heeft opgeleverd.

Tot de uitwendige afleidingsmiddelen behoort ook de gloeihitte, die men veroorzaakt met metalen instrumenten, waarmede men een ligchaamsdeel in aanraking brengt of die men er overheenstrijkt, of ook wel met de zoogenaamde moxa, bestaande in een brandbaar gemaakt stukje katoen, zwam, lont, vlierpit, dat men op de huid laat verbranden, om eene brandroof te voorschijn te roepen. Voorts rekent men daartoe de bijtende alkaliën, zooals ongebluschtén kalk, bjjtend natron, bijtend kali, arsenicum, chloorzink, helschen steen, alsmede de blaartrekkende zelfstandigheden, zooals Spaansche vliegen- zalf, mosterd-pap, mosterd-olie, bast van het peperboompje (daphne mezereum), terpentijnolie, onderscheidene minerale zuren, zooals zwavelzuur en zoutzuur, alsmede kokend water, waarin men een mes of een hamer houdt, om dien vervolgens op de huid te leggen, waardoor een waterachtige uitslag tusschen de opperhuid en de lederhuid — eene blaas ter grootte van de oppervlakte van het metaal, dat met de huid in aanraking geweest is — ontstaat. De opperhuid wordt daarna weggenomen en de opene plek, om de afleiding te onderhouden, met eene prikkelende zalf ingewreven. — Ook de fontenel is een afleidend middel. Men maakt die door met blaartrekkende zalf of door eene insnijding de huid te openen, en daarin een vreemd ligchaam te plaatsen. — Ook worden puisten-voortbrengende zalven, en inwrijvingen met croton-olie aangewend. Een voortreffelijk afleidend middel van den laatsten tijd is jodium, in spiritus of glycerine opgelost, hetwelk eene oppervlakkige ontsteking doet ontstaan en tevens in het bloed opgenomen wordt. Spaansche vliegen-zalf vermijde men, zoo mogelijk, bij kinderen, omdat de cantharidine nadeelig werkt op de urine-afscheiding. Belangrijke afleidende middelen zijn voorts het lavement en het warme voet- en handbad.

Ook zoekt men afleiding te veroorzaken door inwendige middelen. Deze zijn vooral van afdrijvenden aard en werken op de ontlasting, op de urine-lozing en op de maandelijksehe zuivering, terwijl andere dienen, om den aandrang van bloed naar verwijderde deelen te matigen.

Men geeft in de taalkunde den naam van afleiding aan de woordvorsching, dat is aan de methode, die men volgt, wanneer men wil nagaan, hoe een woord—afgeleid woord — uit een oorspronkelijk woord — een wortel — is ontstaan. — In de wiskunde kan men de eene formule uit de andere afleiden.

In het dagelijksch leven bestempelt men met den naam van afleiding datgene, wat het vermogen bezit, om onzen geest te verwijderen van de denkbeelden, die hem vervullen en bezig houden.