Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Aegina

betekenis & definitie

Aegina thans Egina, Engina, door de Turken Aina genaamd, is een der Sporadische eilanden en telt op 2 vierkante mijlen ongeveer 10000 inwoners. Het heeft nagenoeg de gedaante van een driehoek, wiens basis ten noorden ligt. Zijne rotsachtige kust heeft enkel ten noordwesten goede landingsplaatsen.

Het binnenland is er bergachtig. De grond levert er wijn, olijfolie, zuidelijke vruchten (vooral amandelen) en eenig graan. De inwoners houden er zich hoofdzakelijk bezig met handel en scheepvaart. In drooge zomers is er gewoonlijk gebrek aan water, waarin de bakken op den berg St. Elias boven de stad Aegina slechts ten deele kunnen voorzien. Deze stad ligt aan de helling van een berg, omstreeks 1/2 uur gaans van de noordwestelijke kust en is de zetel van een bisschop, die onder den metropolitaan van Athene staat. In hare nabijheid, op een berg, van waar men een verrukkelijk uitzigt heeft, liggen de prachtige bouwvallen van een tempel van Zeus. Eerst droeg dit eiland den naam van Oenone (zie onder Aeacus), terwijl het later dien van Myrmidonia ontving. Nog veel later vestigde er zich eene volkplanting van Argiven uit Epidaurus, welke geruimen tijd van hare moederstad afhankelijk bleef. Eindelijk maakten de eilanders zich vrij en vestigden zelven volkplantingen, bij voorbeeld op Creta. Kort vóór de Perzische oorlogen bereikte Aegina het toppunt zijner grootheid. Zijne vloot was magtiger dan die van Athene, en in de Olympische spelen behaalden de Aegineten steeds den prijs. De schoone kunsten bloeiden er, zooals wij straks zullen zien. Het aantal inwoners dier aristocratische republiek beliep een half millioen, en onder deze bevonden zich 470000 slaven. Daardoor werd de ijverzucht van Athene opgewekt. Wel hadden de Aegineten veel bijgedragen tot de overwinning bij Salamis, maar weldra (457 vóór Christus) werden zij schatpligtig aan de Atheners, en 28 jaren later werden zij door Pericles gedwongen om met vrouwen en kinderen het land te ruimen en voor Attische kolonisten plaats te maken. Wel mogten zij in de dagen van Lysander derwaarts terugkeeren, maar de bloei van het eiland was vernietigd. Later werd het overheerd door de Macedoniërs, door de Aetoliërs, door Attalus en door de Romeinen. Thans behoort het tot Griekenland, en in de worsteling van dezen Staat voor de onafhankelijkheid was de stad Aegina meermalen de zetel van het “Voorloopig Bewind.”

De Golf van Aegina, ook die van Athene genoemd, is tusschen het Grieksche vasteland en Morea (Argolis in Attica) gelegen. Zij heette bij de Ouden Sinus saronicus, en zij bespoelt onderscheidene eilanden, waarvan Aegina en Salamis (Koluri) de voornaamste zijn.

De Aeginetische kunst mogen wij niet met stilzwijgen voorbijgaan. Er wordt gewag gemaakt van een Sinilis, die in de dagen van Daedalus als vertegenwoordiger dier kunst optrad en houten beelden vervaardigde. Die kunst heeft hare geschiedenis. Aanvankelijk waren hare beeldhouwwerken eenvormig en stijf. De gelaatstrekken der koppen kwamen overeen met die, welke men op Attische munten vindt; de schuins geplaatste oogen en opgetrokken mondhoeken wijzen op eene navolging der Egyptische kunstenaren. De Aegineten maakten zich los van dien ouden sleur, toen zij standbeelden van kampvechters of athleten begonnen te leveren. Toen verwierven hunne kunstenaars een grooten roem. Tot deze behooren Callon, die een houten standbeeld vervaardigde voor de Acropolis te Corinthe, — Glaucias, van wien onderscheidene standbeelden van overwinnaars te Olympia waren geplaatst, en die in de 73ste Olympiade leefde, — Limon, die tusschen de 74ste en 77ste Olympiade als kunstenaar schitterde, — Anaxagoras, die kort na den slag bij Plataea een prachtig beeld van Zeus vervaardigde, dat op gemeenschappelijke kosten der overwinnende Grieken in den Zeus-tempel van de Altis (een gewijden tuin bij Olympia) werd geplaatst, en Onatas, die als metaalgieter grooten roem behaalde.

In het jaar 1811 zijn door von Bröndstedt, von Stackelberg, Cockerel, Koes, Foster, Linkh en Haller von Hallerstein 17 standbeelden opgegraven uit de bouwvallen van den tempel van Pallas (Minerva) op Aegina. Zij vormen twee groepen, die even zoovele gevels hebben versierd en tooneelen uit den Trojaanschen oorlog voorstellen, waarin Aeginetische helden betrokken waren. Die standbeelden, door de toenmaligen kroonprins, later koning Lodewijk van Beyeren gekocht, zijn door Thorwaldsen gerestaureerd en in de Glyptotheek te Munchen geplaatst.