Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Ader

betekenis & definitie

Deze naam beteekent in het algemeen een bloedvat, eene spierachtige buis, waardoor het bloed in het ligchaam van menschen en dieren zijn omloop volbrengt. De ontleedkunde geeft dien meer bepaald aan de vaten, die het bloed uit alle deelen des ligchaams naar de regter kamer van het hart voeren, terwijl zij de vaten, die het bloed uit de linker kamer van het hart naar alle deelen van het ligchaam en van de regter kamer van het hart naar de longen voert, slagaderen noemt. Wij komen hij de beschouwing van den bloedsomloop op dit onderwerp terug.

Ook onderaardsche gangen, die water of metaalertsen bevatten, noemt men aderen.

Eene aderbreuk (varicocele) is eene uitzetting van de aderen der zaadstreng, welke eene zorgvuldige geneeskundige behandeling vereischt.

Eene aderlating (venaesectio, phlebotomia) is eene kunstmatige opening eener ader, waardoor men het ligchaam met spoed van eene zekere hoeveelheid bloed ontlast. In sommige gevallen wordt ook wel eene slagader geopend (arteriotomia). Eene aderlating kan geschieden aan alle aderen, welke digt onder de huid liggen en waarop men zonder hinder eene kleine drukking kan aanwenden. Hiertoe zijn de middelmatig groote aderen aan de binnenzijde van den elleboog, aan den benedenarm, op de hand en den voet en onder aan de dij het meest geschikt. Minder doelmatig zijn de halsaderen, omdat men hier ter stelping van het bloed geene voldoende drukking kan aanbrengen. Meestal geschiedt de aderlating aan de digt onder de huid gelegen midden-ader (vena mediana) van den arm, die haar bloed uit de dieper gelegen aderen van den benedenarm ontvangt en dus van een behoorlijken stroom voorzien is. Somtijds bevindt zich de armslagader er zoo digt bij, dat men, uit vrees voor het kwetsen van deze, eene nabij gelegene ader kiest. Daar zich echter in de nabijheid van deze zenuwtakken verspreiden, dient hierbij eene groote voorzigtigheid in acht genomen te worden, daar eene doorsnijding dier takken verlamming veroorzaakt. Wanneer de midden-ader met omzigtigheid geopend wordt, dan heeft men geen gevaar te vreezen, en bij zwaarlijvige personen is zij doorgaans de eenige, welke men voor die kunstbewerking gebruiken kan. Wie zich sterk genoeg gevoelt, plaatst zich, om eene aderlating te ondergaan, op een stoel, — wie vatbaar is voor flaauwte, doet beter, eene liggende houding aan te nemen. Men bindt een band om den arm boven den elleboog, om door eene zamendrukking der aderen het wegvloeijen van het bloed naar het hart te belemmeren. Alvorens de ader te openen, overtuige men zich, dat de daaronder gelegene slagader geen gevaar loopt. Men kiest den linkerarm, omdat het verband de werkzaamheden van den regter verhindert. De patiënt strekt den ontblooten arm uit, terwijl zijne hand op een voorwerp — bij voorbeeld een stok — rust of vastgehouden wordt. De opening geschiedt met een laatsnepper — een werktuig, dat op den arm wordt geplaatst en waarvan het mes, door het losdrukken eener veer, door de huid in de ader dringt, — of door een lancet — een kort, puntig, vlijmscherp mesje, dat men met de losse hand in de ader steekt. Wanneer de huid en de aderwonde in, dezelfde rigting getroffen zijn, springt het bloed met een boog te voorschijn — is de huid eenigzins verschoven, dan wil het niet anders dan droppelsgewijs uit de wonde vioeijen. Men zoeke in dit geval de huid derwijze te verschuiven, dat de wonde van deze zich juist boven die van den aderwand bevindt. Om het stroomen van het bloed te bevorderen, late men den patiënt de handen openen en sluiten, zoodat de zamentrekkende spieren het bloed naar de aderen stuwen, welke digt onder de huid gelegen zijn. Is eene voldoende hoeveelheid bloed afgetapt, dan maakt men den band boven den elleboog los, waarna de bloedfontein ophoudt te springen, men bedekke de wonde met den duim, verschuive de huid, zuivere den arm van bloed, plaatse op de opening een compres en legge een verband. De arm moet daarna een etmaal in rust blijven, en een paar dagen later kan het verband worden weggenomen. Bij herhaling der kunstbewerking opene men de ader op eene andere plek of men kieze eene andere ader. Wil men eene aderlating verrigten op den voet, dan doe men er de aderen zwellen door het plaatsen van een band boven den enkel en door een laauw voetbad. Zulk eene lating geeft echter minder bloed en kan ligt ontsteking veroorzaken. Ook bij eene aderlating op den arm kan, in weerwil van de grootste voorzigtigheid, ontsteking ontstaan van de aderen en watervaten, of ook wel eene hevige pijn, wanneer een zenuwtak geraakt is. Het ergst is eene kwetsing van de armslagader, waardoor een doodelijk bloedverlies of eene slagaderbreuk (aneurysma) veroorzaakt wordt. Zulk een ongeval wordt aangekondigd door den sterken stroom en door de lichtroode kleur van het bloed. Van veel minder belang is de uitstorting van bloed onder de huid; zij komt wel eens voor, wanneer de huid-opening te klein is en kan door verwijding van deze worden verholpen. Men kan het bloed er dan meerendeels uitdrukken, terwijl het overige wel wordt opgeslorpt.

Reeds aan de oud-Indische geneesheeren was de aderlating bekend, zoo als uit de werken van Susrutas, in het Sanskriet geschreven, duidelijk blijkt. Hippocrates, de vader der geneeskunde, beschrijft haar als zeer aanbevelenswaardig bij acute ziekten van jonge, krachtige personen. Voor de genezing van acute ontstekingen, vooral van het borstvlies (pleuritis), de longen, het hart en de hersenen bleef de aderlating tot den jongsten tijd toe bij vele geneesheeren een geliefkoosd en — naar zij meenen — onontbeerlijk middel. Het gebruik of liever het misbruik van het bloed-aftappen is echter zeer aan het afnemen, en te regt is men opgekomen tegen het vooroordeel van den geringen stand, dat het gezond is, om zich op bepaalde tijden des jaars eene ader te doen openen. De geneeskundige wetenschap onzer dagen heeft verkondigd, dat eene aderlating in slechts zeer weinige gevallen tot de noodzakelijke kunstverrigtingen behoort, vooral nadat de geneeskundigen te Weenen met Skoda aan het hoofd het bewijs hebben geleverd, dat de behandeling van longontsteking zonder aderlating eene even zoo gunstige, zoo niet nog gunstiger uitkomst heeft dan eene behandeling met die kunstbewerking, en dat de zwakheid, door bloedverlies ontstaan, de genezing aanmerkelijk vertraagt. Eene aderlating wordt voorgeschreven in gevaar van verstikking ten gevolge van snel opkomende ontsteking van het hart of de longen bij jeugdige en sterke personen, alsmede bij schijndooden, die door eene beroerte of door ophanging in dien toestand gekomen zijn. Ook opent men bij kinderen, die schijndood ter wereld zijn gekomen, eene navel-ader, waardoor de bloedsomloop en dien ten gevolge de ademhaling bevorderd wordt.

Bij paarden, runderen, schapen en geiten wordt gewoonlijk eene halsader geopend. De plaats wordt eerst zoo veel mogelijk van haar ontdaan en de ader iets beneden de opening, die men maken wil, eenigzins afgesloten door een band of door drukking met den vinger, om haar duidelijker te voorschijn te doen treden. Bij schapen opent men, wanneer men eene kleine bloedontlasting verlangt, ook wel eene ader aan het voorhoofd, onder het oog, aan den voet, aan de kaak en aan den staart. Bij zwijnen maakt men eene insnijding in het oor digt bij het hoofd, zoodat eenige aderen, die aldaar zigtbaar zijn dwars doorgesneden worden en men laat de wonde bloeden, of men maakt eene insnijding in het midden van een oor of van beide ooren van den benedenzoom naar de punt. Men kan de lating ook volbrengen door een stukje van den staart te snijden en de wonde, na de bloedontlasting, met vet of olie te bestrijken. Bij honden wordt de halsader, de ader onder de tong of die van den staart geopend. Men gebruikt voor die verschillende aderlatingen den snepper, het lancet, de schaar enz. Van een paard wordt gewoonlijk 1½ tot 2½ Ned. pond (op zijn meest 3 tot 4 pond), van eene koe 1½. pond bloed afgetapt. Van kleinere dieren neemt men natuurlijk veel minder. Men stelpt het bloed door de lippen der wonde met een naainaald zamen te voegen en er eenige haren uit den staart van het dier — onder de beide uiteinden der naald door — om heen te winden. Na verloop van een paar dagen kan men een en ander wegnemen.

Men doet ook aderlatingen aan boomen. Men geeft dien naam aan het openrijten der harde schors, om aan den hierin beklemden stam ruimte te verschaffen voor zijn groei. Die kunstbewerking wordt aangewend bij boomen, die bijzonder dun blijven in vergelijking met hunne kroon van takken, zooals wel eens het geval is bij den Borsdorfer appelboom. Op een zonnigen dag snijdt men de schors van de kroon tot den wortel aan één, twee of drie plaatsen tot op de halve diepte open, en wel aan de noord- of westzijde. Vele pomologen, waaronder ook Noisette behoort, betwisten het nut dier kunstbewerking. Men geeft den naam van aderlating ook wel aan het splijten van den hoofdwortel van onvruchtbare boomen. Dit geschiedt nadat de aarde aan de eene zijde is weggeruimd. Vervolgens

wordt een wig van hard hout in de spleet gedreven, de wonde met entwas of schapenmest bedekt, en de kuil met goede aarde aangevuld. De gevolgen van deze operatie zijn veelal doodelijk. Eigenaardiger zouden wij den naam van aderlating vinden voor de handelwijze, waardoor men sap uit de ahorn-, berken- en gomboomen laat vloeijen, waarover wij zullen spreken bij de beschrijving van ahornsuiker, berkenwijn en gom.

Eene aderspat (varix) is de uitzetting eener ader. Zij ontstaat gewoonlijk door eene belemmerde terugvloeijing van het bloed, waarvan veelal eene nadeelige drukking de oorzaak is. Natuurlijk komen zij ook dáár voor, waar die terugvloeijing uit den aard der zaak moeijelijk is, en vooral bij personen, die staande hun werk verrigten. Aambeijen, waarover wij reeds gesproken hebben, zijn aderspatten van den endeldarm.

Het adervlies (tunica choroidea) gewoonlijk vaatvlies genoemd, is een der vliezen van het oog.

< >