Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 14-11-2017

Aden

betekenis & definitie

Aden is een schiereiland aan de zuidwestkust van Arabië. Zijn zuidelijkste punt is kaap Aden, op 45° 9' O.L. en 12° 47' N.B. gelegen. Het is ongetwijfeld van vulkanischen oorsprong en bestaat grootendeels uit eene lage, van het noordoosten naar het zuidwesten voortloopende heuvelketen. In het noordwesten is het schiereiland door eene vlakke, smalle landengte met het land verbonden, waar zich de Engelsche heerschappij tot Chora Macksa uitstrekt. De stad Aden, wegens de nabijgelegene straat ook Mandebspoort genoemd, ligt in een dal, door den krater van een onderzeeschen vulkaan gevormd, waar het onvruchtbare land met geen boom of struik het oog verkwikt. Bij Plinius den ouden heet het Athana; ook wordt het wel Arabia felix (Gelukkig Arabië) genoemd. De stad was weleer beroemd wegens haar uitgebreiden handel, maar in den tijd, toen de Engelschen haar in bezit namen, zoo vervallen, dat zij naauwelijks 90 huizen met omstreeks 600 arme inwoners telde, maar dit aantal is vervolgens zoo sterk vermeerderd, dat het in 1845 reeds 25 000 en vóór weinige jaren meer dan 40 000 zielen bedroeg. Zij was ten tijde van keizer Constantijn zulk eene gewigtige handelsplaats, dat men haar Emporium romanum (Romeinsche stapelplaats) noemde. Toen de Portugezen om de Kaap de Goede Hoop waren gezeild, gaf hun handelsgeest aan de stad Aden een nieuwen bloei. Zij werd de vergaderplaats der Turksche, Arabische, Indische en zelfs der Chinesche kooplieden, het ontmoetingspunt van het Oosten en het Westen, en de reizigers der middeleeuwen — bijvoorbeeld Marco Polo — gewagen met geestdrift van den rijkdom eener stad, die 80 000 inwoners en 360 moskeën telde. Toen later de Turken en Portugezen om haar bezit streden, werd zij door de Arabieren bezet en veranderde in een sluiphoek van zeeroovers. De vreemde kooplieden trokken weg, en de groote koopstad werd eerlang een ellendig dorp. Toen Engeland zijne magt in Indië uitbreidde en bevestigde, sloeg het een begeerigen blik op Aden, dat door zijne gunstige ligging bestemd scheen, om in de Roode zee dergelijke diensten te bewijzen als Gibraltar en Malta in de Middellandsche zee, Helgoland in de Noordzee en St. Helena in den Atlantischen oceaan. Toen er Britsche onderdanen schipbreuk leden en mishandeld werden, greep Engeland gaarne deze gelegenheid aan, om de stad stormenderhand in te nemen (9 Januarij 1839) en zich tegen het betalen van eene jaarlijksche schatting aldaar te nestelen met eene bezetting, die sterk genoeg is, om de aanvallen der Arabieren af te weren. De stad werd een steenkolendepôt en station voor de O. I. mailbooten, en heeft sedert als vrijhaven een belangrijk handelsverkeer verkregen, dat, door de hare voltooijing naderende doorgraving der landengte van Suëz, nog aanzienlijker zal worden. De wetenschap heeft er zich verrijkt met belangrijke Oostersche opschriften.

< >