Browne, een plantengeslacht van de familie der gesneraceën, draagt bloemen met een vijfdeeligen kelk en met eene buisvormige, vijfdeelige bloemkroon en vijf meeldraden, van welke twee wat langer en twee wat korter zijn, terwijl de vijfde geen helmknopje heeft.
Dit geslacht telt onderscheidene sierplanten, die uit de keerkrings-gewesten van Amerika afkomstig zijn, zoo als a. albida Hort. met blaauwachtig witte bloemen, a. argyrostigma Hort met fluweel-achtige, met witte stipjes bezaaide bladeren en witte bloemen, a. cardinalis Hort met schitterend scharlakenroode bloemen, a. coccinea Pers met dergelijke bloemen, a. grandiflora Dec met rozenroode bloemen, a. pedunculata Benth met scharlakenroode, geel gestippelde bloemen, a. picta Benth met fluweelachtige , wit geteekende bladeren en oranjekleurige, geel gestippelde bloemen enz. Zij vragen in den zomer eene lommerrijke plaats. In den herfst blijven er slechts de knollen van over, die, nadat ze gereinigd en droog gemaakt zijn, bij eene warmte van 10 tot 12° R. goed door den winter komen en in het begin van Maart in nieuwe potten met heide-aarde geplaatst worden. Men vermenigvuldigt ze door knolletjes en door stekken.