Onder dezen naam vermelden wij:
Georg, rijksgraaf von Browne, een Russisch staatsman en veldheer. Hij werd geboren in Ierland den 15den Junij 1698 en was de telg van een oud geslacht, hetwelk met Willem de Veroveraar uit Normandië naar Engeland was getrokken, om zich later in Ierland te vestigen. Hij studeerde te Limmerick, nam dienst in de Keur-Pfalz en werd in 1730 als kapitein-luitenant geplaatst bij het Russische leger. In die betrekking onderdrukte hij met moed en beradenheid eene zamenzwering der garde tegen keizerin Anna, en nam op eene eervolle wijze deel aan de oorlogen van Rusland tot aan het .jaar 1762, — eerst in Polen, toen aan de Rijn tegen de Franschen, daarna tegen de Turken; in laatstgemelden strijd werd hij bij Azof zwaar gewond, kwam in 1739 in den ongelukkigen slag bij Krozka in Turksche gevangenschap, zag zich naar Adrianopel gevoerd en aldaar 3-maal als slaaf verkocht. Nadat op aanzoek van het Russische hof de Fransche gezant te Constantinopel hem de vrijheid bezorgd had, werd hij tot generaal-majoor benoemd en volgde den generaal Lasey naar Finland. In 1742, bij het uitbarsten van den oorlog met Zweden, kweet hij zich zoo uitstekend van zijn pligt, om de linie tusschen Narva en Petersburg te verdedigen, dat zijne maatregelen als blijken eener meesterlijke taktiek werden geroemd. In den zevenjarigen oorlog voerde hij aan de Oostenrijksche zijde bevel over een hulpcorps en woonde met onderscheiding een aantal belangrijke veldslagen bij.
Bij Zorndorf (25 Augustus 1758) snelde hij den reeds wijkenden regtervleugel der Russen te hulp, bragt dien tot staan, werd door de Pruissen gevangen genomen, bevrijdde zich zelven met groote tegenwoordigheid van geest, maar werd vervolgens zoo zwaar gewond, dat hij op het slagveld voor dood achterbleef. De Kozakken namen hem op, en hij liet zich naar Petersburg brengen, zoodat hij aan den verderen strijd niet kon deelnemen. Peter III benoemde hem tot veldmaarschalk en tot opperbevelhebber in den oorlog tegen Denemarken. Browne achtte het echter zijn pligt, den Keizer opmerkzaam te maken op het onstaatkundige en onregtvaardige van dien oorlog, en Peter ontstak hierdoor zoodanig in woede, dat hij de veldmaarschalks-aanstelling in stukken scheurde en den vrijmoedigen veldheer uit zijn rijk verbande. Hij liet echter Browne, voor dat deze vertrokken was, terugroepen en benoemde hem tot stadhouder van Lijfland en Esthland, — eene betrekking, welke hij 30 jaren lang tot heil dier gewesten waarnam. Daar de Engelsche regering hem, om zijne R. Katholieke geloofsbelijdenis , den titel van lord Camus onthield, benoemde keizer Jozef II hem tot rijksgraaf. Browne overleed te Biga den 18den September 1792, nadat hij reeds lang te voren, wegens hooge jaren, om ontslag verzocht had, waarop Catharina II hem ten antwoord gaf: “Graaf, alleen de dood kan ons scheiden!”
Maximiliaan Ulysses, rijksgraaf von Browne, een broederszoon van den voorgaande en veldmaarschalk in Oostenrijksche dienst. Hij werd geboren te Basel den 23sten October 1705 en was de eenige zoon van graaf Ulysses van Browne, die na de vlugt van Jacobus II (1689) Engeland verliet. Hij trad op jeugdigen leeftijd in Oostenrijksche dienst, streed in 1733 als luitenant-kolonel tegen de Franschen en Sardiniërs, daarna in den Poolschen Successie-oorlog en werd in 1735 benoemd tot veldwachtmeester-generaal. Yan 1737 tot 1739 vocht hij tegen de Turken en bevond zich in eerstgemeld jaar bij Banjaloeka, waar hij bevel voerde in de loopgraven en tot 2-maal toe een uitval der Turksche bezetting afsloeg, terwijl de prins von Hildlurghausen de nederlaag leed. In 1739 werd hij bevorderd tot luitenant-veldmaarschalk, en na den vrede met Turkije tot commandant in Silézië. Toen Frederik II er in 1740 een inval deed, moest hij naar Moravië terugtrekken, vanwaar hij met den veldmaarschalk graaf Neipperg weder in Silézië doordrong, terwijl hij in den slag bij Mollwitz den regtervleugel aanvoerde en bij Czaslau (1742) met het opperbevel was belast. Na den Vrede van Breslau bood hij in Bohemen het hoofd aan de Franschen, trok graaf Khevenhüller in Beijeren te hulp, nam deel aan de verovering van Deckendorf (1743) en aan den overtogt over de Donau, en werd door Maria IV Theresia naar Hanau gezonden, om koning George II van Engeland te begroeten.
Aldaar nam hij deel aan zeer gewigtige beraadslagingen, vertrok als geheimraad naar Weenen, vergezelde in 1744 den vorst von Lobkowitz naar Italië, vervolgde na het openen van den veldtogt de Spaansche armee tot aan de grenzen van Napels, drong den llden Augustus plotseljjk door in het vjjan- delijk leger en in de stad Yelletri, sloeg er 7 Spaansche regimenten en verwierf een aanzienlijken buit. In 1745 voerde hij bevel in Beijeren, hielp Vilshofen stormenderhand innemen en werd gewond bij zijne pogingen om te beletten, dat de Kroaten de bezetting over den kling joegen. Nu werd hjj bevorderd tot veldtuigmeester-generaal, begaf zich eerst naar de Eijn en daarna weder naar Italië, waar hij aan het hoofd van 30000 man Guastalla veroverde en onder vorst Lichtenstein veel bijdroeg tot de bloedige zegepraal bij Piacenza (16 Jumj 1746). Den 1sten September maakte hij zich meester van den Bochetta-pas, waarna Genua zijne poorten voor de Oostenrijkers moest openen. Tegen het einde van laatstgenoemd jaar werd hij benoemd tot opperbevelhebber van een leger, dat naar Provence moest trekken, maar toen Genua door eene volksbeweging van Oostenrijk afviel, keerde hij derwaarts terug en ging na den Vrede te Aken als gouverneur naar Siebenbürgen, in 1751 als chef van het Keizerlijk leger naar Bohemen en werd in 1754 tot generaal-veldmaarschalk benoemd. Toen Frederik II in 1756 een inval deed in Saksen en Bohemen, trok hij de Pruissen te gemoet en leverde hun slag bij Lowositz (1 October); deze viel ongunstig voor hem uit, maar hij was niettemin bedacht op het ontzet der bij Pirna ingesloten Saksen, zoodat hij den 11den October verrassenderwijze met 11000 man nabij Königstein verscheen. Deze onderneming mislukte echter door een zamenloop van noodlottige omstandigheden.
Nadat Frederik II Bohemen ontruimd had, betrok Browne de winterkwartieren te Praag. Toen hij hierop in het begin van Februarij 1757 te Weenen verscheen, om de plannen voor den volgenden veldtogt mede te beramen, wilde men niet luisteren naar zijn raad, om offensief te handelen en met het hoofdleger den Koning van Saksen aan te tasten. Prins Karel van Lotharingen, tot opperbevelhebber benoemd, verlangde door afzonderlijke corpsen de grenslijn van Bohemen te dekken, en toen de Pruissen er doorheen gedrongen waren, vereenigde hij zijne krijgsmagt tot beveiliging van Praag. Hier werd den 6den Mei een ongelukkige slag geleverd, waarin Browne door schrandere maatregelen een achteromtrekken der Pruissen verhoedde en den eersten aanval van Schwerin met groote dapperheid afsloeg. Hij werd echter zwaar gewond aan de dij en met het geslagen Oostenrijksche leger in Praag omsingeld; hier overleed hij den 26sten Junij 1757. Frederik II noemde hem zijn leermeester in de krjjgskunst.
Thomas Browne, een Engelsch wijsgeer. Hij werd geboren te Londen den 19den October 1605, studeerde te Oxford en te Leiden en vestigde zich in 1636 als geneesheer te Norwich. Hier schreef hij zijne “Religio medici” — eene soort van wijsgeerige geloofsbelijdenis, die zich zoowel door oorspronkelijkheid van denkbeelden als door groote geleerdheid en door eene dichterlijke inkleeding onderscheidt, maar den vervaardiger blootstelde aan de beschuldiging van ongeloof en zelfs van atheïsmus. Grooteren roem verwierf hij door zijne “Pseudodoxia epidemica or Treatise on vulgar errors (1646, laatste uitgave 1852)”, waarin hij de volksdwalingen bestreed; ook schreef hij “Hydriotaphia or urn burial (1658, 4de uitgave 1736)”. Karel II benoemde hem tot ridder, en hij overleed op den 29sten October 1681. Zijne gezamenlijke werken zijn in 1686 in fol. in het licht gegeven. Daarenboven heeft men van hem “Miscellany tracts (1684)”, “Posthumous works (1712)”, en “Christian morals (1716)”. — Zijn zoon Eduard Browne, geboren in 1642, was lijfarts van Karel II en president van het “Royal college of physicians”, en overleed in 1708.
John Browne, een verdienstelijk Engelsch graveur. Hij werd geboren te Londen in 1719 en overleed in 1790. Hij heeft vooral gravures en etsen van landschappen geleverd naar schilderijen van Both, Rubbens, Claude Lorrain, Poussin, Hobbema, Swaneveld enz.
lsaak Hawkins Browne, een Engelsch dichter. Hij werd geboren in 1706 in het graafschap Stafford, wijdde zich aan de studie der letteren, werd lid van het Parlement en overleed in 1760. Men heeft vele verdienstelijke gedichten van zijne hand, waaronder een “De animi immortalitate”, dat bij herhaling in het Engelsch is vertaald. Zijne verzamelde gedichten zijn in 1768 uitgegeven.