Aartsbergen (Willem van Nijveld, Heer van) heeft in het jaar 1566, als bevorderaar van den beeldenstorm, veel van zich doen spreken. Hij is door Alva ingedaagd, waarna hij gebannen werd en van zijne eigendommen vervallen verklaard. Hij is echter aan de handen der inquisitie ontkomen, want hij behoorde in 1572 tot de gezanten, die zich op last van prins Willem van Oranje naar Engeland begaven, om er bij Elisabeth de belangen van Nederland voor te staan.
Ook maakt de Vaderlandsche geschiedenis gewag van Alexander van de Capelle, heer van Aartsbergen, Boedelhof en Merveld, lid der ridderschap van het graafschap Zutphen, gecommitteerde ter vergadering van de Staten-Generaal, regter van de stad en het ambt Doesburg. Na het sluiten van den Munsterschen vrede (1648) verlangde de provincie Holland, tegen den zin van Willem II en van de overige gewesten, vermindering van krijgsvolk, zoodat zij besloot 29 vaandels onbezoldigd te laten. Uit de algemeene staatsvergadering werden eenigen, en onder dezen ook Aartsbergen, met eene zending belast naar de Hollandsche steden, om deze tot andere maatregelen te bewegen. Ook heeft men hem verdacht gehouden, dat de aanslag op Amsterdam met zijn medeweten en zijne medewerking is geschied. Het blijkt echter uit zijne gedenkschriften, uitgegeven door zijn nazaat jhr. Robbert Jasper van der Capellen, dat hij daarmede geenszins was ingenomen en dien volstrekt niet bevorderd heeft. Hij is geboren in het laatst der 16de eeuw, in 1616 gehuwd met Emelia van Zuilen van Nijevelt, en gestorven in 1656.