Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-08-2018

Oranje

betekenis & definitie

Oranje of Orange is de naam van een aanzienlijk en vermaard geslacht, hetwelk zijn titel ontleende aan eene bezitting in het zuiden van Frankrijk. Deze was aanvankelijk een gedeelte van Bourgondië en werd in de 10de eeuw eene heerlijkheid en in de 11de een graafschap.

De eerste graaf van Oranje was Gerald Adhemar (1086-1096), onder wiens opvolgers dit gebied bij herhaling verdeeld werd, zoodat een gedeelte daarvan een eigendom werd der geestelijkheid, weshalve bij het uitsterven van den mansstam met Rambold IV (1174) niet het geheele prinsdom aan diens zuster Tiburga en door deze in 1185 aan haren gemaal Bertrand de Baux, den stichter van de tweede lijn der prinsen van Oranje, werd toegewezen. Het geheele prinsdom kwam echter weer in handen van Bertrand III (1282-1335). De laatste prins van deze lijn was Raimond V (1340-1373). Zijne erfdochter Maria bragt het prinsdom aan haren gemaal Jan I van Châlons, den stichter van de derde lijn der prinsen van Oranje.

Toen Philibert, de laatste telg van deze lijn, kinderloos overleed, viel het prinsdom Oranje ten deel aan den zoon zijner zuster, Renatus van Nassau-Dillenburg, die de stichter werd van de vierde lijn der prinsen van Oranje. Daar ook het huwelijk van Renatus met Anna van Lotharingen (1540) kinderloos bleef, benoemde hij zijn neef Willem I, stadhouder der Nederlanden, tot zijn opvolger. Intusschen verkreeg het Huis van Nassau eerst in 1570 het rustig bezit van dit prinsdom. Na den dood van Willem I (1584) ging het vorstendom met den titel over op diens zonen Maurits (♰ 1625) en Frederik Hendrik (♰ 1647) en daarna op diens zoon en kleinzoon Willem II en Willem III, beiden stadhouders der Vereenigde Nederlanden.

De naam van Oranjemannen werd dan ook die der Stadhouderlijke partij en vervolgens, nadat Willem III den Engelschen koningstroon beklommen had, die der Engelsch-Protestantsche partij in Ierland. Toen in 1672 een oorlog uitbarstte tusschen de Nederlanden en Frankrijk, werd het prinsdom Oranje door Lodewijk XIV bezet en eerst in 1696 bij den Vrede van Rijswijk aan het Huis van Nassau teruggegeven. Na het kinderloos overlijden van Willem III (1702) zou hij volgens zijn testament worden opgevolgd door den kleinzoon der tweede dochter van zijn grootvader Frederik Hendrik, namelijk door Jan Willem Friso van Nassau-Dietz, erfstadhouder van Friesland; maar Frederik I, koning van Pruissen, kwam daartegen in verzet als zoon van Louize Henriette van Oranje en volgens het testament van zijn grootvader van moederszijde, prins Frederik Hendrik van Oranje.

Inmiddels verklaarde Lodewijk XIV het prinsdom een aan Frankrijk vervallen leen en deed den prins Conti, die als erfgenaam van het Huis Longueville met het Huis Châlons vermaagschapt was, als pretendent optreden. De Successieoorlog over Oranje, hierdoor ontstaan, werd door het Parlement te Parijs beslist, hetwelk het prinsdom Oranje als dominium utile onder de souvereiniteit van Frankrijk aan prins Conti toewees. Dit werd bekrachtigd door den Vrede van Utrecht in 1713 en Oranje alzoo met Frankrijk vereenigd, terwijl men de aanspraken van het Huis Longueville en van Frankrijk op Neuchâtel, alsmede den titel en het wapen van Oranje afstond aan de Kroon van Pruissen. Willem Friso aanvaardde echter tot handhaving van zijne regten desgelijks den titel van prins van Oranje, welke voorts tot den dag van heden toe op zijne nakomelingen is overgegaan.

< >