nazaat
nazaat - Zelfstandignaamwoord 1. iemand met een specifieke voorouder of specifieke voorouders ♢ Hij is een verre nazaat van Karel de Grote. Woordherkomst samenstelling van na en zaat Synoniemen nakomeling Antoniemen voorzaat
Nederlandstalige WikiWoordenboek
nazaat - Zelfstandignaamwoord 1. iemand met een specifieke voorouder of specifieke voorouders ♢ Hij is een verre nazaat van Karel de Grote. Woordherkomst samenstelling van na en zaat Synoniemen nakomeling Antoniemen voorzaat
Nederlands woordenboek voor onderwijs
nazaat - zelfstandig naamwoord uitspraak: na-zaat 1. iemand die een bepaalde ander als voorouder heeft ♢ er zijn geen meisjes onder zijn nazaten van mijn opa Zelfstandig naamwoord: na-zaat de nazaat ...
Ontwerp nu je advertentie. Direct online!
Nederlandse encyclopedie
m. (-zaten), nakomeling, afstammeling: de nazaten, de nakomelingschap, het nageslacht.
Nederlands woordenboek (7e druk - 1950)
m. (...zaten), nakomeling, afstammeling; de nazaten, ook collect. de nazaat, de nakomelingschap, het nageslacht.
M. J. Koenen's Verklarend handwoordenboek
m. nazaten (nakomeling) verg. landzaat.
Modern Woordenboek (1930-1961)
('na:) m. (...zaten) [zaat, ingezetene] 1. Eig. nakomeling. Syn.→ afkomeling. 2. Metn. nakomelingschap.
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
m. (...zaten), nakomeling, afstammeling; de nazaten, de nakomelingschap, het nageslacht : voor wij onze voorvaderen hier veroordeelen, mogen wij eerst wel eens vragen hoe onze nazaten zullen spreken over onze hooggeroemde wetenschappelijkheid.
Handwoordenboek van Nederlansche Synoniemen 1898
zie Afkomeling.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.