Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Voedings- en genotmiddelen

betekenis & definitie

Na hetgeen onder de hoofden AARDVRUCHTEN, BAKKELJAUW, BANAAN, GROENTEN, JACHT, MAÏS, OLIËN EN VETTEN, RIJST, VEETEELT, VISSCHERIJ en bij de beschrijvingen van visschen en andere dieren gezegd is, kan hier volstaan worden met een korte samenvatting en eenige algemeene opmerkingen en bijzonderheden.

Hoe de oorspronkelijke bewoners van Suriname, de Indianen, en de Boschnegers zich voeden is te lezen in de artt. BENEDENL. INDIANEN en BOSCHNEGERS.

Van de volksklasse en van de minder gegoede bevolking in het algemeen vormt de banaan het hoofdvoedsel (zie verder onder BANAAN). Aardvruchten, hoewel veel gegeten, vooral in het district Para, zijn minder geliefd, behalve de kassave, in den vorm van kassavebrood, dat bij een deel der districts-bevolking (even als bij Indianen en Boschnegers) het brood vervangt, waaraan, als het te verkrijgen is, de voorkeur wordt gegeven. De broodvrucht is bij de creolen weinig in tel. Om groenten geeft de volksklasse in het algemeen niet veel; het meest worden gebruikt okro's (Hibiscus esculentus) en taja-wiwiri (het blad van een Xanthosoma-soort) en wel in de soep (brafòe), die bij de tomtom (zie BANAAN) behoort.

Over het gebruik van maïs zie aldaar. Het maismeel wordt karoe-grien (van het Engelsch grinded?) genoemd. Zeer algemeen is het gebruik van rijst, evenwel meer onder de Britsch-Indiërs en Javanen dan onder de creolen. Zoolang de creool bananen kan krijgen geeft hij daaraan de voorkeur. De arbeiders in de goudvelden en de balatabosschen moeten meestal de banaan ontberen; zij eten rijst en ingevoerde boonen en erwten, waardoor ook onder de overige bevolking het gebruik van deze voedingsmiddelen algemeener is geworden dan voorheen. Ook voor de Br.

Indiërs worden door de handelaars erwten en drogerijen uit Br. Indie aangevoerd.

Hoewel koffie een van de hoofdproducten van het land is, drinkt de volksklasse weinig koffie, deels omdat de melk te duur is. Thee wordt nog minder gebruikt. In

den slaventijd was switiwatra, suikerstroop met warm water, voor de slaven de drank bij het ontbijt, en voor velen uit de volksklasse is dat waarschijnlijk zoo gebleven.

De kindervoeding bestaat uit pap van bananenmeel, gongotee (zie BANAAN en KANTEN).

Dit wat betreft de plantaardige voedingsmiddelen. Omtrent de dierlijke kan het volgende worden opgemerkt: in het algemeen geeft de mindere man aan ‘zoutvleesch’, spek, ham, bakkeljauw en andere gezouten visch - uit de Vereenigde Staten aangevoerd - de voorkeur boven versch vleesch en visch, waarmede niet gezegd is dat hij deze versmaadt. De behoefte aan sterk gezouten spijzen schijnt zeer groot te zijn. In het algemeen ook die aan peper (Capsicum) in het gebruik waarvan de Indianen de baas zijn. Het is ongeloofelijk welke hoeveelheden zij daarvan kunnen verdragen. Inlandsche gerookte visch (zie BARBAKOT) wordt gaarne in de brafoe gegeten.

Ook de z.g. zwampvisschen, zooals kwikwi en warappa, die in sommige tijden van het jaar in groote hoeveelheden worden gevangen. Krabben en sara-sara's (garnalen, zie CRUSTACEA) vallen ook zeer in den smaak. De arbeiders in de goudvelden en de balatabosschen eten, behalve de genoemde zoute waren, ook veel blikjeswaren.

Vermeld moge nog worden dat Indianen en Boschnegers en ook wel anderen den kabbesworm (zie COLEOPTERA) als een uitgezochte lekkernij beschouwen.

In groote trekken kan men zeggen dat de middenklasse en een groot deel van de meer gegoede creolen-families een ‘keuken’ hebben, staande tusschen die van de volksklasse en de Europeesche. Zoute waren vallen zeer in den smaak. De kasripo-pot (zie AARDVRUCHTEN en KOKOSNOOT) schijnt, jammer genoeg, uit de mode te raken, is althans minder algemeen dan vroeger. Kippen en eenden worden veel gegeten. Kip met rijst, soms geel gekleurd met het sap van de masoesa (Renealmia exaltata) is bij de Surinaamsche familiën een gewilde schotel. De Oost-Indische rijsttafel heeft in de kolonie geen ingang gevonden.

Visch is altijd, wild en gevogelte zijn vrij geregeld te krijgen. Nu en dan worden door de visschers zeekoeien (Manatus) en zeeschildpadden aangevoerd. Wegens het spoedige bederf worden visch en wild aan de huizen rondgevent, waarbij de hygiëne wel eens in het gedrang komt. Ook wordt de visch bewaard in de koelkamer van het ijshuis te Paramaribo; dit bedrijf is evenwel niet zoo ontwikkeld als in het naburige Georgetown. Groenten (zie aldaar) zijn, sedert de Britsch-Indiërs de cultuur ter hand genomen hebben, veel algemeener geworden.

Bij het ontbijt gebruikt men, behalve de gewone toespijzen, gaarne piendakaas (zie AARDNOOT) en guave-gelei. Bij de ouderwetsche families en op de plantages ontbreken zelden aan de ontbijttafel geroosterde groene of halfrijpe banannen, nog heet platgedrukt, ingekorven, met boter besmeerd en met kaas belegd.

Inlandsch zuurgoed is zeer gewild. Daartoe dienen kabbes (palmkool), birambie's (Averrhoa bilimbi), onrijpe manje's, papaja's, enz.

De Europeanen, behalve die er lang gevestigd of met Surinaamsche familiën verwant zijn, volgen te weinig de Surinaamsche keuken en ontzeggen zich daardoor vele smakelijke gerechten. Er zijn er, die jaren in de kolonie gewoond hebben zonder kennis te hebben gemaakt met zeer algemeene inlandsche gerechten. Van den anderen kant zijn er enkele Hollandsche vrouwen geweest, die nieuwe bereidingswijzen van Surinaamsche voedingsmiddelen hebben uitgedacht.

In de bereiding van lekkernijen zijn vele Surinaamsche vrouwen volleerd; taarten, die op geen bruiloft of bij andere feestelijke gelegenheid ontbreken, zijn de Engelsche bolen (een soort Moscovisch gebak, maar veel fijner), de bolefiadoe, de cakes en de rijsttaart. Over de Surinaamsche confituren zijn de meeningen verdeeld. Vreemdelingen vinden ze over het algemeen te zoet.

De dranken der Indianen zijn genoemd onder BENEDENL. INDIANEN. Dram, een soort rum uit melasse verkregen, wordt door Indianen en negers gebruikt. Gemberbier, van inlandsch maaksel, wordt door een deel der bevolking, vooral de vrouwelijke, gaarne gedronken. Limonades van allerlei soort, o.a. ook van tamarinde, zijn zeer in trek. Overigens zijn de dranken de gewone Europeesche en enkele Amerikaansche, z.a. de swizzle. Het gebruik van ijs om dranken af te koelen is te Paramaribo vrij algemeen.

Sedert Aug. 1911 (G.B. no. 25) bezit Suriname een keuringsdienst van eet- en drinkwaren, die geregeld bulletins uitgeeft. In die van 1916, B en C, geeft Dr. J. Sack een overzicht van de chemische samenstelling van de visschen, die er gegeten worden, zoowel de inheemsche als de ingevoerde en van de overige dierlijke en plantaardige voedingsmiddelen.

Op de Benedenw. eilanden vormen eenige soorten maïs (zie aldaar) het hoofdvoedsel der bevolking, en wel in den vorm van foensji of fonsje (zie aldaar). Mislukking van den maïs-oogst beteekent daar dan ook dikwijls hongersnood. Op de Bovenw. Eilanden treden aardvruchten meer op den voorgrond. Op al de eilanden wordt meer visch gegeten dan in Suriname. Toch wordt er betrekkelijk veel gezouten visch en vleesch in gevoerd. Voor het overige geldt veel van hetgeen van de Surinaamsche keuken gezegd is ook voor de eilanden.