Encyclopaedie van Nederlandsch West-Indië

Herman Daniël Benjamins, Joh. F. Snelleman, Martinus Nijhoff, E.J. Brill (1914-1917)

Gepubliceerd op 25-04-2022

Aardnoot

betekenis & definitie

Apennootjes. Curaçaosche amandel of mangel (N.E. en PAP. Pienda, op de BOV.

EIL. Peanut) is de vrucht van Arachis hypogea L., in Suriname in 't bijzonder door de Boschnegers gekweekt. Hoewel de groei op klei goed is vindt de kultuur bijna alleen op zand plaats, omdat het oogsten op stijven kleigrond vrijwel onmogelijk is, terwijl bovendien beweerd wordt, dat op zeer lossen zandgrond de kwaliteit het fijnstis. Na den bloei buigen de vruchtstelen zich naar beneden, de vruchtbeginselen dringen in den grond, en worden daar rijp. Pienda wordt in groote hoeveelheden gebruikt door de bevolking, want naast de inlandsche produktie is er een belangrijke invoer uit verschillende landen,

o.a. Curaçao, Nederland, Fransch-Guiana. In 1910 werd 122.000 K.G. ter waarde van ƒ18.000 ingevoerd. Pienda wordt geroosterd gegeten, verder als ‘pienda blaf’, een soep van gestampte pienda, terwijl een groot gedeelte totz.g. pienda-kaas (N.E. piandadokoen) verwerkt wordt. Hiertoe worden de zaden geroosterd, van de zaadhuid ontdaan en daarna gestampt met zout en een beetje cayenne peper. Verder bereidt men allerlei gebak met pienda.

De voedingswaarde van pienda is zeer hoog.

De prijzen op de lokale markt zijn hoog, zoodat de verkoop hier veel voordeeliger is dan de uitvoer; uit den grooten invoer blijkt dat de kultuur zich nog sterk kan uitbreiden De meest gevraagde variëteit heeft een korte vrucht, die één of twee zaden bevat; de bevolking zegt, dat de langere vruchten eenigszins grondig smaken. Voor de Europeesche oliefabrieken is de Surinaamsche pienda, blijkens de beoordeeling van opgezonden monsters, minder goed, daar de olie eenigszins gekleurd is.

De beste planttijd is November; men kan bij gunstig weder dan na 3 maanden oogsten en in den kleinen drogen tijd opnieuw planten. Men zaait soms de geheele vrucht, soms de zaden alleen. Wanneer de stengels zich beginnen te verspreiden wordt de grond vaak om de plantjes aangestampt, zoodat er een klein heuveltje ontstaat. Op zeer zanderigen grond plant men gewoonlijk op 2 bij 2 voet, bij iets beteren zandgrond of op lichte klei op 3 bij 3 voet. Soms worden op de plantages kleinere stukken met pienda beplant. De opbrengst per H.A. is te schatten op 1500-2000 K.G.

Op Curaçao wordt de pienda wel algemeen verbouwd, maar overal in kleine hoeveelheden, het meest nog in het 5de district, met name op Westpunt, waar men de zoogen. Yaw-grond aantreft. Kultuur in betaalden arbeid loont zich niet, omdat men niet tegen Aruba kan concurreeren. In het klein-bedrijf echter wordt steeds een stukje land met pienda beplant, voornamelijk voor eigen gebruik. De pienda toch heeft voor den zeer armen, kleinen landbouwer het groote voordeel van reeds zeer vroeg in het seizoen een deel van den oogst uit te leveren, juist in den tijd, dat de magazijntjes leeg zijn. De neger bewerkt zijn piendaveld veel beter dan zijn maisland, zorgt tijdig voor behakken en aanaarden, plant echter veel te dicht opeen.

Vaak reeds in Dec. kan hij zijne piendaplanten keeren (bira pinda, PAP.), d.i. de helft van elke plant lichten om de daar gerijpte nootjes er af te halen, en daarna weer met aarde te dekken. Iets later kan hetzelfde gedaan worden met de andere helft der planten, steeds zorgende dat de hoofdwortel niet beschadigd wordt. In dezen tijd hebben versche pienda's een vrij hooge waarde: 20 cents, soms meer, per kan. De hoofdopbrengst krijgt men eerst later, als de planten beginnen te verdorren.

Op Curaçao wordt weinig, op Aruba veel pienda aangeplant, hetgeen aan het verschil in bodem dezer eilanden is toe te schrijven. De hoofdoogst is op Aruba steeds vroeger dan op Curaçao. Op Aruba liggen de voor kultuur geschikte gronden in de Noord, bij Kristalberg en bij Hooiberg. De oogst mislukt er zelden, hoewel in

droge jaren veel leege nootjes voorkomen; ook op Curaçao is de pienda niet zeer onzeker. In het vroege voorjaar komen dus groote hoeveelheden pienda's bij de opkoopers, tevens winkeliers, in Oranjestad, die er dikwijls niet meer dan ƒ1.50 per schepel (= 28,8 L.) voor betalen en dit nog lang niet altijd in geld. Gedwongen winkelnering toch is op Aruba zoowel als op Bonaire algemeen, wordt mogelijk door het voorschotsysteem. Deze groote hoeveelheden pienda gaan bij scheepsladingen naar Curaçao, waar er 10à 12 ½cents per kan voor gemaakt wordt. Enkele malen gaat een lading naar Paramaribo.

Ook op St. Eustatius wordt een weinig pienda verbouwd.

Door het landbouwdepartement zijn op Curaçao proefvelden aangelegd van uitheemsche varieteiten, n.l. de Early Longpod en de Improved ground pea. De eerste geeft lange peulen met 3 à 4 flinke pitten, de tweede geeft zeer groote pitten. (Kol. Versl. 1913. Bijl. X).

De pienda wordt algemeen als versnapering genuttigd, wordt overal gevent onder den uitroep: ‘pienda berde y hasa’ (= versche en gerooste aardnoten). Ook wordt pienda met bruine, Venezolaansche suiker (soekoe papilón, PAP.) gebakken tot allerlei zoetigheid onder verschillende benamingen.

Zie over Aardnoten, Bulletin v.h. Kol. Museum te Haarlem, Maart 1896. 2e druk 1908.