Gepubliceerd op 28-02-2021

Orden (ridders)

betekenis & definitie

of Ridderorden, vereenigingen van ridders (z. ald.) met een gemeenschappelijk doel of voornemen, die, als bewijs dat zij tot zulk een vereeniging behooren, öf dezelfde kleeding èf een duidelijk kenbaar tesken dragen; gewoonlijk bestond dat teeken uit een kruis of een ander insigne van verschillenden vorm en emailleering. gedragen aan een gekleurd lint. Het hoofd der orde wordt grootmeester genoemd; verder zijn er verschillende rangen, als commandeurs, ridders en broeders.

De moderne ridderorden zijn meestal ingesteld als belooning voor burgerlijke of militaire verdiensten; daarvoor worden dan ook niet, zooals voor de oudere orden, edele geboorte, een bepaald aantal graden van adeldom, of andere eischen gesteld. De meeste dier orden zijn toegankelijk voor ieder die zich verdienstelijk maakt. Tegenwoordig heeft bijna elke beschaafde of zelfs halfbeschaafde staat zijn eigen ridderorden. Behalve de vroeger bestaanhebbende vereenigingen van ridders, die een tijdelijk doel beoogden, of met den dood van den stichter ophielden zonder sporen in de geschiedenis achter te laten, is de oudste, werkelijke ridderorde waarschijnlijk de Orde van Sint Jan van Jeruzalem, die in 1099 gesticht werd door Gerard, een fransch ridder uit Martigues in Provence (zie voorts: Johanniters). In 1118 werd vervolgens de Orde der Tempeliers opgericht door negen fransche ridders; deze orde werd 1312 weder opgeheven (zie Tempeliers). Reeds in 1060 was de grondslag gelegd voor de Orde van den Heiligen Lazarus, evenals die van,Sint Jan een hospitaal orde, vooral ook voor melaatschen; het kruis dezer orde is groen.

Zij schijnt in 1119 door Lodewijk VII, den Jongen, bekrachtigd en geregeld te zijn. Door hem werd haar het oppertoezicht over alle hospitalen in Frankrijk geschonken, voorts het kasteel van Boigny in Orleans en een kasteel met een der koninklijke kapellen in Parijs. In 1253 wijkt de orde met toestemming van Lodewijk IX, den Heiligen, naar Frankrijk, waarna zij weldra zeer rijk en machtig wordt door schenkingen van paus Alexander IV; keizer Frederik II had haar vroeger bezittingen geschonken in Italië, welke door genoemden paus i.i 1257 werden bekrachtigd. Gedurende de 14de eeuw begint de orde te verzwakken; in 1490 tracht Innocentius VIII (1484—92) haar op te heffen, doch tevergeefs; eerst in 1572 houdt zij op zelfstandig te bestaan. Een deel wordt vereenigd met de orde van den H. Mauritius in Savoye en in 1608’ een ander deel met de orde van Onze Lieve Vrouw van den Berg Karmel.

De vierde belangrijke geestelijke ridderorde, in Palestina opgericht, is de Duitsche Orde of de Orde van het Hospitaal van Sint Marie te Jeruzalem; deze is wel de voornaamste (zie voorts: Duitsche orde). De overige geestelijke ridderorden waren meestal op denzelfden leest geschoeid, maar de geloften en het doel verschilden; bij de meeste wordt de gelofte van kuischheid niet vereischt. In Spanje en Portugal was het doel der O. de verdrijving der Mooren, in andere deelen van Europa het bekeeren der heidenen.I. Nederland

Nederlandsche O. zijn tegenwoordig: de Militaire Willemsorde, de Orde van den Nederlandschen Leeuw en de Orde van Oranje-Nassau. Het grootmeesterschap dier orden is onafscheidelijk aan de kroon der Nederlanden verbonden. Het kapittel, waarbij een kanselier en een thesaurier fungeeren, wordt door den Koning benoemd. De opname in de orden geschiedt bij Kon. besluit op voordracht der Ministers, waarop het kapittel den Koning van advies dient. Bet versiersel wordt aan den benoemde gelijktijdig met het afschrift van het Kon. besluit zijner benoeming alsmede een exemplaar der op de orde betrekking hebbende wet en eventueel reglement door den kanselier toegezonden en bij bevordering tot hooger rang of overlijden aan dezen teruggezonden. Het lidmaatschap en het versiersel worden verloren tengevolge van eene onherroepelijke veroordeeling tot gevangenisstraf van drie jaren of tot zwaardere straf. Daarenboven wordt het recht om de ridderorde te dragen, krachtens de Wet van 15 April 1886 (Stbl. 64), definitief verloren door de straf van cassatie, als die gepaard gaat met ontzetting van ’t recht om ooit weer bij de gewapende macht te dienen of eene betrekking van militaire geëmployeerde te bekleeden, en tijdelijk gedurende den tijd waarvoor die straf is uitgesproken.

De Militaire Willemsorde werd ingesteld bij de Wet van 30 April 1815 (Stbl. 33*) en strekt tot belooning van uitstekende daden van moed, beleid en trouw, bedreven door hen, die ter zee of te land, in welke betrekking ook en zonder onderscheid van stand of rang, den Koning en het vaderland dienen. In bijzondere gevallen kan de orde echter ook verleend worden aan vreemde krijgslieden, niet in Ned. dienst. Den 25sten Juni 1815 werd een reglement van administratie en discipline voor de Orde vastgesteld. De beweegreden der instelling was dat de verheffing van Koning Willem I tot den Ned. troon eene geschikte gelegenheid daartoe was en eene zoodanige eervolle militaire orde bijzonder geschikt werd geacht tot opwakkering en aankweeking van krijgshaftige deugden. De Orde heeft 4 klassen: grootkruizen, commandeurs, ridders van de 3e en ridders van de 4e klasse. Het versiersel is een wit geëmailleerd kruis met 8 gouden geparelde punten; op de armen van het kruis de woorden: „voor moed, beleid en trouw”.

Over het kruis ligt het Bourgondische kruis, bestaande uit groene laurierstokken, saamverbonden door den gouden vuurslag, en op de tegenzijde vervangen door een blauw geëmailleerd medaillon, waarop in het midden van een laurierkrans de W.; alles gedekt door een gouden Koninklijke kroon; . het lint is oranje met twee smalle donkerblauwe strepen. Het onderscheidingsteeken is: voor de grootkruizen een zilveren ster, geborduurd op den rok aan de linkerzijde, en het juweel van de orde aan een lint, vier vingers breed, en écharpe van de rechter- naar de linkerzijde. Voor de commandeurs het ordeteeken, geborduurd op den rok aan de linkerzijde zonder ster, doch met de kroon en het juweel aan een lint, drie vingers breed, en sautoir om den hals. Voor de ridders der 3e klasse: ’t ordeteeken aan een lint, twee vingers breed, aan het knoopsgat. Voor die der 4e klasse: een kleiner ordeteeken, hebbende de punten, vuurslag en kroon in zilver aan een lint, één vinger breed, aan het knoopsgat, Indien een officier recht heeft direct in eene hoogere klasse te worden opgenomen, wordt hij eerst in de lagere klasse benoemd en daarna onmiddellijk in de hoogere bevorderd. De toekenning der 3e of 4e klasse aan onderofficieren, matrozen en soldaten geschiedt zoodanig, dat hij die een daad van uitstekende dapperheid heeft bedreven de 4e ld. ontvangt, doch de 3e kl. alleen verleend wordt aan hem, die bij uitstekende dapperheid bijzonder beleid gevoegd heeft.

Indien een korps bijzonder heeft uitgemunt, zal het bij afzonderlijk besluit de eer kunnen genieten dat zijn vaandels of standaarden met het teeken der orde versierd worden. De krijgslieden te water en te land, die onder den rang van officier tot ridder worden benoemd, erlangen een riddersoldij, overeenkomstig de bepalingen der Wet van 22 April 1864 (Stbl. 33), ten bedrage van: voor een adj. onderofficier, sergeant-majoor, sergeant, korporaal, soldaat of matroos respectievelijk, hier te lande: f200.—, f 160.—, f 130.—, f75.—, en f60.—; in de koloniën: f 230.—, f 190.—, i 140.—, f 80.—; en f 65.— als zij in de 4e en het dubbele dier bedragen als zij in de 3e klasse worden opgenomen. Bij1 Kon. besluit van 31 Maart 1816 werd bepaald dat aan geridderde militairen beneden den officiersrang, aan wie het gagement wordt geaccordeerd, die riddersoldij bij en boven hetzelve zal gelaten worden. De aanvrage voor de benoeming geschiedt door de chefs, doch het kruis kan ook door den belanghebbende zelf gereclameerd worden en. met voorbijgang van den chef, dien hij vermeent dat de aanvrage uit wangunst achterwege laat. De algemeene regel waaraan getoetst worden alle bijzondere krijgsdaden, door welke men zou meenen op deze orde aanspraak te kunnen maken, is de volgende: „Daar het getrouw en wel nakomen zijner plichten van ieder krijgsman met reden kan gevorderd worden en hun aanspraak geeft op de algemeene achting, niet op bijzondere belooningen, zoo worden alleen voor uitstekende krijgsdaden, op de M. W.

O. aanspraak gevende, gehouden, de zoodanigen, welke hadden kunnen nagelaten worden zonder zich daardoor aan plichtverzuim schuldig te maken en welke dus een meer dan gewonen graad van moed, beleid en trouw openbaren.” De daad zal moeten blijken door eene duidelijke beschrijving, gestaafd door de getuigenis van 5 officieren, of een dubbel getal onderofficieren en soldaten, of een minder aantal verklaringen, wanneer overigens de daad genoegzaam zeker kan bewezen worden. De minderen ontvangen de decoratie uit handen van den bevelhebber van hun korps of hun schin, het geheele korps onder de wapenen of wel de equipage op het dek. Op den dag der uitreiking zal de gedecoreerde aan de officierstafel van zijn korps of van zijn chef ter maaltijd worden genoodigd. De officieren ontvangen het ordeteeken uit handen van den generaal of admiraal, het leger, de vloot of de afdeeling kommandeerende, met de troepen onder de wapenen. De commandeurs op de wijze hiervoren omschreven uit handen van den generaal „en chef” of van den vlootvoogd. De grootkruizen met eene vermeerdering van plechtigheid.

Steeds heeft de uitreiking plaats met een gepaste toespraak. Na de uitreiking ontvangen de gedecoreerden de accolade van de aanwezige ridders; de minderen altoos van de officieren tot dezelfde of tot hoogere klasse in de orde behoorende, de officieren van hunne gelijken of hoogeren in de orde. Geschiedt de uitreiking door den Koning, dan heeft zij plaats voor den troon in het bijzijn van de leden van het kapittel; de kandidaat ontvangt, geknield op de trap des troons, de decoratie uit handen van den Koning en de accolade van den kanselier der orde. De ridders leggen den volgenden eed af: „ik beloof en zweer mij als een getrouw en wakker ridder te zullen gedragen; mijn leven altoos te zullen veil hebben voor Koning en vaderland, en door al mijn vermogen mij steeds trachten waardig te maken de onderscheiding mij door den Koning toegestaan.” Een gedecoreerd mindere, schildwachten passeerende, zullen deze voor hem het geweer aantrekken en in het algemeen dezelfde honneurs aan hem als aan een officier bewijzen. Alle schildwachten presenteeren het geweer voor de commandeurs al is hun rang beneden die, welke op deze eerbewijzen recht hebben. De grootkruizen, geen hoogeren rang dan dien van generaal-majoor of schout-bij-nacht hebbende, ontvangen de militaire eerbewijzingen een graad hooger dan die welke zij in de armee of marine bekleeden.

Bij korpsen die ©erewachten geven bij den Koning, zullen de gedecoreerde minderen onder dezelve altijd bij voorkeur tot die wachten worden bestemd. De étiquette van het paleis bepaalt de plaats, die de grootkruizen bij den troon ter gelegenheid van groote feestelijkheden zuilen innemen, alsmede welke onderscheiding aan de ridders der verschillende klassen ten hove zal worden toegestaan. Het ceremonieel bij de begrafenis van ridders zal altijd voor een graad hooger zijn dan de overledene bekleedde, de decoratie wordt voor het laatst vastgespeld op het kleed dat het lijk bedekt en de hoeken van het kleed zullen zooveel doenlijk door gedecoreerden worden gedragen. Een ieder die de eer heeft tot de M. O. W. te behooren, zal altijd in het openbaar met het ridderteeken verschijnen, het grootlint evenwel wordt niet dan in gala boven den rok gedragen. De grootkruizen, commandeurs en ridders mogen hun wapen met het ordeteeken versieren.

De Orde van den Nederlandschen Leeuw werd ingesteld bij de Wet van 29 September 1815 (Stbl. 47) en strekt ter vereerende onderscheiding van alle Nederlanders, die bewijzen geven van beproefde vaderlandsliefde, bijzonderen ijver en trouw in het volbrengen hunner burgerplichten, of buitengewone bekwaamheid in wetenschappen en kunsten. De beweegreden was dat de uitdeeling van vereerende onderscheidingsteekenen een heilzamen invloed oefenen kan op de aankweeking van deugd en kennis. Deze orde kan in bijzondere gevallen ook aan vreemdelingen gegeven worden. De orde bestaat uit drie klassen: grootkruizen, commandeurs en ridders. Zij die zich door' nuttige daden, door zelfopoffering en door andere blijken van menschenliefde ©ene onderscheiding waardig maken, kunnen onder den naam van broeders aan de orde verbonden worden. De broeders genieten eene jaarlijksche toelage van f 200.—, die voor de helft op de weduwe overgaat.

Het versiersel is een wit geëmailleerd kruis met een gouden W tusschen elk der armen. Het kruis heeft aan de eene zijde een blauw geëmailleerd rond, waarop in gouden letters de woorden: „Virtus nobilitat”, aan de tegenzijde den leeuw, zooals hij in het rijkswapen voorkomt; alles gedekt met een gouden Koninklijke kroon. Het lint is Nassausch blauw met twee smalle oranje strepen. Het onderscheidingsteeken is: voor de grootkruizen het ordeteeken, van de zijde waarop de spreuk: „Virtus nobilitat” gevonden wordt, zonder kroon op een gouden ster geborduurd op den rok aan de linkerzijde en het juweel der orde aan een lint, vier vingers breed, en écharpe van de rechter- naar de linkerzijde. Voor de commandeurs: het ordeteeken als voren geborduurd op den rok, zonder ster, doch gedekt met de kroon, en het juweel aan een lint, twee vingers breed, en sautoir om den hals. Voor de ridders het ordeteeken aan een' lint, twee vingers breed, aan het knoopsgat.

De broeders dragen in plaats van het kruis eene zilveren medaille, hebbende aan de eene zijde het zinnebeeld der orde, aan de keerzijde hare spreuk, en hangende aan een Nassausch blauw lint, ter breedte van anderhalven duim, met een oranje streep in het midden. Bij Kon. besluit van 11 Febr. 1849, No. 66, werd bepaald dat de ridders-grootkruis tot het dragen van het klein kostuum der ministers bevoegd zijn.

De Orde van Oranje-Nassau werd ingesteld bij de Wet van 4 April 1892 (Stbl. 55) en strekt tot vereerende onderscheiding van Nederlanders en vreemdelingen, die zich jegens den Koning en den staat of de maatschappij op bijzondere wijze verdienstelijk hebben gemaakt. De beweegreden was dat het wenschelijk was door het instellen van een nieuwe ridderorde de gelegenheid te vermeerderen tot het verleenen van vereerende onderscheidingen. De orde bestaat uit 5 klassen: grootkruizen, grootofficieren, commandeurs, officieren en ridders. Aan de orde is een eeremedaille verbonden. Het versiersel der orde bestaat uit een kruis met 8 geparelde punten en een doorloopende laurierkrans tusschen de armen en gedekt met een Koninklijke kroon, alles van goud voor de eerste 4 klassen en van zilver voor de 5e klasse; de armen van het ! kruis zijn wit geëmailleerd met blauw geëmailleerd hart. In het midden van het kruis is een blauw geëmailleerd rond schild, omgeven ] door een wit geëmailleerden rand, beide met ! goud omlijst; aan de eene zijde op het schild ! de leeuw zooals hij in het rijkswapen voor■ komt, en op den rand in gouden letters de ! woorden: „Je maintiendrai”. en aan de tegeni zijde op het schild een met de gouden Koninklijke kroon gedekte gouden W en op den rand i in gouden letters de woorden: „God zij met .Ons.” Voor militairen wordt de laurierkrans vervangen door twee zilveren zwaarden met gouden gevest, schuin gekruist achter het schild.

Het lint is oranje tusschen twee strepen van Nassausch blauw, de kleuren gescheiden door een smalle witte streep. Het onder. scheidingsteeken is: voor de grootkruizen een 8-hoekige zilveren ster, hebbende in het midden het schild, waarop de leeuw en de woorden: „Je maintiendrai”, op de linkerborst, alsmede het versiersel der orde aan een lint 101 m.M. breed, en écharpe van den rechterschouder naar de linkerheup. Op de ster bestemd voor militairen worden onder het schild twee schuin gekruiste zilveren zwaarden met gouden gevest geplaatst. Voor de groot-officieren een vierhoekige ster, in het midden waarvan het bovenvermelde schild, op de linkerborst, en het versiersel der orde aan een lint, 55 mM. breed, om den hals. Voor de officieren een kleiner versiersel aan een lint, 37 mM. breed, aan het linkerknoopsgat en op het lint een rozet. Voor de ridders als voren doch zonder rozet.

De eeremedaille, die in brons, zilver en goud kan verleend worden, is rond, gedekt met een Koninklijke kroon, van hetzelfde metaal als de medaille en vertoont aan de eene zijde het ordekruis, versierd naar gelang van omstandigheden met den laurierkrans of de gekruiste zwaarden, aan de tegenzijde een W, met het randschrift: „God zij met Ons” en wordt gedragen aan het ordelint, 27 mM. breed, aan het linkerknoopsgat. Het lint mag evenwel niet zonder de medaille gedragen worden.

Door Koningin Wilhelmina werd 19 Maart 1905 de Huisorde van Oranje ingesteld, verdeeld in 5 klassen: grootkruis, grootofficier, commandeur, officier en ridder. Voor kunst en wetenschap wordt toegekend een eeremedaille daarvoor in goud of in zilver, waardoor de dragers gelijk staan respect, aan grootofficier en officier der orde. Bovendien bevat de orde nog hen die worden begiftigd met het gouden of zilveren kruis van verdienste dan wel met de gewone ©eremedaille in goud, zilver of brons. Deze categorie mag echter het lint niet dragen zonder versiersel. Aan dames kan de orde worden verleend, doch zonder aanduiding van klasse, haar titel is alsdan „Eeredame in de Huisorde van Oranje.”

II. Abyssinië

Orde van het Zegel van Salomo, in 1874 door koning Johannes gesticht.

III. Baden

Orde van de Getrouwheid, 1715 opgericht door markgraaf Karel Willem. Het kruis is achtpuntig, geknopt, rood geëmailleerd met twee C’s in de' hoeken, voorts een medaillon met dezelfde figuur en het woord „Fidelitas” (d. i. getrouwheid); het kruis is gedekt door de kroon. Het lint is geel met zilveren randen. Militaire orde van Kami Frederik, ingesteld in 1807, achtpuntig, wit geëmailleerd kruis, in de hoeken een lauwerkrans; in het medaillon de letters C F op rood veld, waarom op blauwen grond het devies „Für Badens Ehre”; aan de keerzijde op gouden veld een griffioen, het landswapen verdedigend; aan den bovenarm de gouden kroon. Het lint is drievoudig gestreept, in het midden rood, de zijden geel met zeer smallen witten zoom. Orde van den Zdhringer Lee'-u-, 1812 opgericht; het kruis is groen, met gebladerde takken in de hoeken en een medaillon met de ruïne van het kasteel Zahringen; aan de keerzijde een gouden leeuw op een rood veld.

Het lint is groen met oranje randen. De zilveren ster draagt den leeuw met devies „Für Ehre und Wahrheit”.

IV. Beieren

Orde van den H. Antonius, ingesteld door Albrecht van Beieren, graaf , van Henegouwen, Holland en Zeeland, in 1381. Orde van den H. Hubertus, ingesteld door Gerhard V in 1444. Het kruis is wit, bezaaid met gouden vlekjes en drie gouden stralen in de hoeken; het medaillon met de zinspreuk „In trau vast” op rood émail vertoont op groen veld de bekeering van den H. Hubertus; de koninklijke kroon aan den bovenarm. 'Het lint is rood met groen geboord.

De ster bevat hetzelfde kruis met breede gouden randen; in het medaillon alleen het devies. De- keten bestaat uit 21 gouden vierhoeken met bovengenoemde legende en 21 maal de letters T V, afwisselend rood en groen geëmailleerd. Orde van den H. George, uit de 12de eeuw. Het kruis was achtpuntig en wit; tusschen de armen stonden de letters V. I.

B. I. (d. i. „Virgini immaculatae Bavaria immaculata”: het onbevlekte Beieren aan de onbevlekteMaagd); het medaillon bevat de H. Maagd met opgeheven handen, staande op de halve maan, de slang vertredende; boven haar hoofd vijf sterren. Deze orde is in 1729 vernieuwd door keurvorst Karel Albert; voor toelating worden ; 16 kwartieren vereischt; het kruis, aan een | gouden leeuwenkop hangend, is achtpuntig,. j geknopt, blauw, met witte randen aan de : voorzijde; rood n*et witte randen aan deachterzijde; op het medaillon de H. Maagd, aan de keerzijde Sint George te paard. Het i lint was vroeger blauw met witte randjes;, thans zijn de witte strepen met zwart afgezet.

De ster is hier een achtpuntig blauw geëmailleerd kruis, met breede zilveren randen; op het zilveren medaillon komt het roode SintGeorgekruis; in de hoeken zijn nog vier wit en blauw geëmailleerde punten. Orde van Sint . Miehaël. in 1693 ingesteld door Jacob Clemens | van Beieren; na 1777 overgegaan op het huis Pfalts-Zweibrücken. Het kruis is breeduitloopend met de koninklijke kroon aan den bovenarm, vlammen en pijlen in de hoeken; het medaillon bevat Sint Michaël en den Draak; op de blauw geëmailleerde armen de letters ; P. F. P. F.

Het lint is blauw met rood geboord. De zilveren ster bevat een gouden met paarlen bezet kruis, waarop de genoemde letters, en op het blauwe medaillon het devies „Quis ut Deus” (d. i. Wie is er Gode gelijk?)., i Militaire MaxirniHaan Jozefsorde, in 1806 | gesticht door koning Maximiliaan Jozef. Het [ kruis is achtpuntig, geknopt, wit geëmailleerd, in de hoeken negen gouden stralen; het medaillon bevat op blauwen grond het naamcijfer M. J. K., aan ds keerzijde het devies „Virtuti pro Patria” (d. i.

Aan Dapperheid voor het Vaderland); de koninklijke kroon aan den bovenarm. Het lint is zwart met een witblauwe streep aan de zijden. De ster bevat het kruis zonder de stralen en het medaillon met het devies; de keten bestaat afwisselend uit een ovaal, goud en wit geëmailleerd schild met de letters P en V, een gouden kroon en het gouden naamcijfer M, J. Orde van de Kroon van Heit ren, in 1807 gesticht door den koning. Militaire orde van Verdiensten, door Bodewijk II in 1836 ingesteld. Orde van Lodewijk, in 1827 door Lodewijk I ingesteld voor oOjarigen dienst.

Orde der TI. Elizabeth, in 1766 ingesteld voor vrouwen door de keurvorstin Eiizabeth Augusta van de Palts. Theresia-orde, in 1827 gesticht voor vrouwen door koningin Theresia.

V. België

Leopoldsorde (zie ald.). Orde van het Ijzeren Kruis, in 1833 gesticht. Het kruis met vier punten is van ijzer met een medaillon, waarop de belgische leeuw aan de eene, het jaartal 1830 aan de andere zijde. Het lint is rood met een geel en zwart boordsel. Orde van Verdiensten, in 1867 door koning Leopold II gesticht. Het achtpuntig kruis is wit geëmailleerd, heeft een dubbele L in het medaillon, en ia de hoeken gouden staven. Het lint is rood met twee blauwe banen, welke gele randen hebben.

VI. Bourgondië

Orde van het Gulden Vlies (fransch: L’Ordre de la Toison d’or, spaansch: La órden del Toison de oro), 14 Januari 1429 in de kerk van den H. Donatiaan te Brugge ingesteld door Philips den Goeden, ter gelegenheid van diens huwelijk met Isabella van Portugal. De patroon der orde is Sint Andreas; in 1433 en 1516 werd zij erkend door de pausen Eugenius IV en Leo X, die haar groote kerkelijke privileges toestonden; ook kreeg zij groote wereldlijke privileges. De ridders stonden in rang boven iedereen, uitgezonderd gekroonde hoofden en prinsen van den bloede, volgens de bepalingen van Maximiliaan I en Philips II; zij waren vrij van alle belastingen, enz. Het aantal ridders was bepaald op 24, later 81 en thans is het getal onbeperkt; volgens anderen is de orde gesticht op 10 Jan. 1430 en bestond zij uit SI ridders. Het devies der orde was „Autre n’auray” of voluit waarschijnlijk „Autre n’auray, dame Isabeau, tant que vivray.” De zoon van Philips, Karel de Stoute, veranderde het devies in „Je 1’ay empris”.

De opvolgende grootmeesters waren verder: Maximiliaan van Oostenrijk, die het grootmeesterschap ontving van zijn echtgenoote Maria van Bourgondië, Philips de Schoone, Karel V, Philips II van .Spanje, Philips III en Karel II; na den dood van laatstgenoemde nam Karel van Oostenrijk den titel van koning van Spanje aan en daarmede het grootmeesterschap der orde, doch na het einde van den spaanschen successieoorlog werd zoowel Karel van Oostenrijk als Philips van Bourbon grootmeester en zoo is het sinds gebleven; Oostenrijk en Spanje verleenen beide de orde, hetgeen zeer schaars geschiedt. De ridders der orde dekken hun wapenschild met een gouden helm; zij zijn minstens vorsten. Het teeken der orde is een ram (vlies beteekent in het middelned. schaap) met een band om den buik, waaraan het is opgehangen; de keten bestaat afwisselend uit de bourgondische vuursteenen en vuurslagen. Het devies op het insigne is „Pretium non vile laborum” (d. i. Een niet geringe prijs voor wat volbracht werd) en op de keten „Ante ferit quam flamma micat” (d. i. Hij — n.l. de vuursteen — slaat voordat de vonk schittert); deze deviezen worden alleen door oostenrijksche ridders gevoerd. Het lint der orde is rood; in gewone omstandigheden wordt het insigne eveneens aan een rood lint in het knoopsgat gedragen.

VII. Brazilië

Orde van Don Pedro I, in 1826 gesticht door den keizer, werd alleen aan gekroonde hoofden verleend. Het ordeteeken bestaat thans uit een zilveren puntige kroon, waaruit een gouden phenix stijgt, dragende een groen borstschild met het naamcijfer P I; om hals en vleugels slingert zich een groen lint met de woorden „Fundator del Imperio dal Brasil”; het geheel wordt gedekt door de gouden keizerskroon. Het lint is groen met witte randen. De ster is vijfpuntig, geknopt en wit geëmailleerd, de hoeken met gouden stralen aangevuld; het medaillon vertoont de kroon met den phenix, omgeven door bovengenoemd opschrift, op groen émail; de keizerskroon dekt het geheel. Orde van de Boos, in 1829 door den keizer gesticht. Het ordeteeken is een zespuntige, geknopte ster, wit geëmailleerd, liggende op een krans van rozen; het medaillon vertoont op gouden grond de letters P en A (Pedro en Amalia), omgeven door het devies „Amor et fidelios” (d. i.

Liefde en trouw) op blauw émail; het geheel is gedekt door de keizerskroon. Het lint is rood met smalle witte streep aan de randen. De ster is geheel gelijk maar ligt op gouden grond; de keten bestaat afwisselend uit roode rozen en gouden schilden met naamcijfer. Orde van het Zuiderkruis, in 1822 door keizer Pedro I gesticht. Het kruis is tienpuntig, tusschen de vijf armen is een groene lauwerkrans zichtbaar; het gouden medaillon draagt het borstbeeld des keizers en is omgeven door de gouden inscriptie „Petrus Brasiliae Imperator” op donkerblauw émail; de keerzijde van het medaillon vertoont op donkerblauw de vier sterren van het Zuiderkruis, omgeven door het devies „Praemium bene Merentium” (d. i. Belooning voor hen die zich verdienstelijk maken).

Het lint is blauw. De ster is geheel gelijk met de keerzijde van het kruis, alleen zijn hier de hoeken met gouden stralen aangevuld.

VIII. Brunswijk

Orde van Hendrik den Leeuw, in 1834 ingesteld door hertog Willem. Het kruis is achtpuntig, geknopt, lichtblauw geëmailleerd, met rood medaillon; in de hoeken een gekroonde W.; dé voorzijde vertoont helm en helmteekens van het brunswijksch geslachtswapen, de keerzijde het devies „Immota fides MDCCCXXXIV”; aan den bovenarm een stappende leeuw, waarboven een kroon. Het lint is rood met gele boorden. De zilveren ster draagt het kruis met zilveren medaillon, waarop een gekroonde W, omgeven door het devies op rood émail. De keten bestaat uit het geëmailleerde wapen, gouden leeuwen en medaillons als op de ster.

IX. Bulgarije

Orde van Alexander, in 1881 gesticht door vorst Alexander I. Het kruis is breeduitloopend, wit geëmailleerd, gekroond; in het medaillon op rood émail de inscriptie „Sanct Alexander”, omgeven door het devies „God met ons”; aan de keerzijde „19 Febr. 1878.” Het lint is rood. De zilveren ster heeft een zelfde rood medaillon.

X. China

Orde van den Draak, in 1863 gesticht door den keizer. Het ordeteeken is een medaillon, waarop de draak dubbel voorkomt; aan de keerzijde het devies „Voor hem verbleekt de leeuw en verstomt de tijger.” Het lint is geel. Orde van den dubbelen Draak, in 1881 gesticht door den keizer. Het ordeteeken (voor den eersten graad) is een vierhoekig geel geëmailleerd schild met afgeronde hoeken en versierden rand, waarop twee draken, terwijl aan den bovenkant een parel, een robijn of koraal is aangebracht. Het lint is rood met zilveren draken bestikt.

XI. Cyprus

Orde van Cyprus, reeds in 1192 gesticht door Guy de Lusignan, ofschoon eerst in 1195 de eerste ridders werden benoemd; dit waren zijn broeder Amaury en driehonderd, meerendeels franscbe edelen; met het einde der Lusignans hield ook de orde op. Het teeken was een zilveren degen met gouden gevest aan een keten van liefdeknoopen en het devies „Securitas regni” (d. i. Veiligheid des rijks).

XII. Denemarken

Orde van den Olifant, in 1159 gesticht door Kanut VI, doch in 1478 vernieuwd door Christiaan I ter gelegenheid van het huwelijk van diens zoon Jan met de dochter van hertog Ernst van Saksen; wederom vernieuwd in 1692. Het ordeteeken is een witte olifant, gedekt door een blauw kleed met gouden randen, waarop een kruis van vier diamanten; een gouden toren op den rug, en neger met gouden spies op den hals. Het lint is blauw. De gouden keten heeft olifanten en torens als schakels. Orde van den Danebrog, in 1219 gesticht door Waldemar II, in 1671 vernieuwd door Christiaan V (zie voorts Danebrogs-orde). Orde van de Getrouwheid, 7 Aug. 1732 gesticht door Christiaan VI, werd later opgeheven.

XIII. Duitschland

Orde der vier Keizers, in 1768 gesticht; de vier keizers zijn Hendrik VII, Wenceslaus, Sigismund en Karel IV, allen uit het huis Limburg-Luxemburg. Het kruis was achtpuntig, met tranen op de armen en vlammen in de hoeken, waarop de initialen der keizers, met een medaillon waarop het devies „Illustribus et nobilitati”. Het lint was blauw met gouden strepen.

XIV. Frankrijk

Orde van La Cosse de Genet, in 1234 of 1226 door Lodewijk IX ingesteld; het devies was „Exaltat humiles” (d. i. zij — de orde — verhoogt de nederigen). Orde van de Ster, omstreeks 1351 gesticht door Jan van Valois. Orde van het Ijzeren Varken, in 1394 ingesteld door Lodewijk van Frankrijk, hertog van Valois, zoon van Karel V. Orde van Sint Michaël, in 1469 gesticht door Lodewijk XI; aantal ridders 36, in 1565 door Karel IX uitgebreid tot 50; onder Hendrik III is ongeveer iedereen lid of ridder; sedert 1665 is het aantal 100; in 1843 waren er nog steeds 100 leden. Deze orde werd in 1578 vereenigd met de Orde van den Heiligen Geest, in genoemd jaar ingesteld door- Hendrik III; alle (honderd) ridders dragen den titel van commandeur. Eerstgenoemde dezer beide orden heeft een achtpuntig gouden kruis, wit geëmailleerd met gouden leliën in de hoeken, en in het hart Sint Michaël met den draak; het lint is zwart.

Het kruis der andere orde is eveneens achtpuntig, geknopt van goud met witte randen en groene vlammen op de armen, op het medaillon een zilveren duif en het beeld van Sint Michaël in zilver aan de keerzijde. Het lint is blauw. De keten der orde heeft schakels van schelpen en medaillons met Sint Michaël, en die der andere orde leliën, wapentropeeën en gekroonde H’s. De deviezen zijn „Immensi Tremor Oceani” (d. i. de schrik van den onmetelijken Oceaan) en „Duce et auspice” (d. i. onder leiding en bescherming, n.l. van den H. Geest). Orde van de Christelijke Liefdadigheid, in 1574 ingesteld door Hendrik III.

Koninklijke en Militaire orde van den Heiligen Lodewijk, in 1693 gesticht door Lodewijk XIV, sterk uitgebreid door Lodewijk XVI. Het kruis is achtpuntig, wit met gouden randjes, geknopt; in de hoeken leliën, op het medaillon Lodewijk de Heilige in een gouden harnas op een rood veld bezaaid met passiespijkers, en op den blauwen rand „Lud. magnus instit. 1693’’. Er bestaan medailles, in 1779 geslagen, waarop staat „Lud. magnus instituit 1693: Lud. XVI illustravit 1779”. Het lint is ponceaurood. Orde van Militaire Verdienste, in 1759 ingesteld door Lodewijk XV voor de niet-kathol. officieren.

Het insigne is gelijk aan het voorgaande, maar het medaillon bevat de woorden „Pro virtute bellica” (d. i. voor krijgsdeugd) om een zwaard, en aan de keerzijde een lauwerkrans met de woorden „Ludovicus XV instituit 1759”. Het lint was vroeger blauw, doch werd in 1814 als het lint der voorgaande orde. Legioen van Eer, 19 Mei 1802 gesticht door den eersten consul Napoleon Bonaparte (zie voorts: Legioen van Eer). Orde van Verdienste voor Landbouw (fr. Ordre pour le Mérite Agricole), in 1883 ingesteld door den president Jules Grévy.

Door fransche edelen werden nog gesticht: Orde van de Wassende Maan, in 1448 door René, hertog van Anjou, koning van Sicilië en graaf van Provence; het devies was „Loz en croissant”, het teeken een wassenaar (wassende maan). Orde van O. L. Vrouw van den Distel, in 1370 door Lodewijk II, hertog van Bourbon; het teeken is een medaillon met de H. Maagd en een distel aan den onderkant; het devies „Espérance”. Orde van Sint George, in Franche-Comté, in 1399 ingesteld door Philibert de Molans, heer van Rougemont; het teeken was een Sint George met den draak, aan een blauw lint.

Orde van de Lelie, in 1048 gesticht door koning Garcia IV van Navarre, doch in 1410 in Spanje hersteld door Ferdinand van Aragon en Sicilië; het teeken was een medaillon met de H. Maagd. Orde van den Gouden en Zilveren Boei, in 1114 te Parijs ingesteld door den ongelukkigen Jan van Bourgondië met zestien andere ridders en schildknapen. Orde van den H. Hubertus, in 1416 gesticht door Lodewijk I, kardinaal-hertog van Bar, en oorspronkelijk Orde der Getrouwheid genoemd; toen Lotharingen vereenigd werd met Frankrijk trok Lodewijk XV het grootmeesterschap aan zich en 1816 werd dit door Lodewijk XVIII gegeven aan den hertog van Aumont; het kruis is van goud met witte randen; op het medaillon knielt Sint Hubertus voor een vlammend kruis, zichtbaar tusschen het gewei van een hert, en op de andere zijde is het wapen van Bar met de woorden „Ordo nobilis sancti Huberti, institutus anno 1416”; het lint is groen met roode randen. Orde van den Korenaar en den Hermelijn, in 1450 gesticht door Frans I, hertog van Bretagne; het devies was „A ma vie”, het teeken een hermelijn op groenen grond.

Orde der Sainte Ampoule (d. w. z. het kruikje met de wonderdadige olie, waarmee de fransche koningen werden gezalfd), in 496 ingesteld door Clovis, alleen voor de vier baronnen der abdij van den H. Remigius; doch het bestaan dezer orde is hoogst twijfelachtig. Orde van den Hond en den Haan, volgens sommigen omstreeks dien zelfden tijd ingesteld door Lisoye de Montmorency, met het devies „Dieu aide au premier baron ehrétien” en „vigiles”; volgens anderen door Bouchard de Montmorency in de tweede helft der 9de eeuw; ook het bestaan dezer orde is zeer twijfelachtig.

XV. Griekenland

Orde van den Verlosser, in 1833 gesticht door koning Otto I. Het kruis, in 1863 veranderd, is thans achtpuntig, wit geëmailleerd; in de hoeken is een lauwerkrans zichtbaar; op het medaillon een Christusbeeld in gekleurd émail op gouden grond; omgeven door het devies (in het grieksch) „Heer, uwe rechterhand is verheerlijkt in macht” op blauw émail; de keerzijde draagt het grieksche kruis met den datum der stichting als omschrift; boven het kruis een koninklijke kroon. Het lint is blauw met smalle witte randen. De zilveren ster draagt eerstgenoemd medaillon.

XVI. Groot-Britannië en Ierland

Orde van den Kouseband, zie aldaar. Badorde, of orde van de badstoof, eng. Order of the Bath, zie aldaar. Orde van de Bistel of Sint-Andreasorde, zie Andrew (Saint). Orde van Sint Patrick, 5 Febr. 1783 ingesteld door George III, koning van Engeland; zij bestaat uit den souverein, den grootmeester en 22 ridders. Het medaillon der orde bevat op het kruis van St.

Patrick een klaverblad, waarop drie kronen, omgeven door het devies „Quis separabit MDCCLXXXIII” (d. i. wie zal ze scheiden?). Het lint is hemelsblauw. De keten is samengesteld uit harpen, in gouden krans gevatte rozetten verbonden door liefdeknoopen. Orde van Sint Michaël en Sint George, bestemd voor bewoners van de Ionische eilanden en Malta, in 1818 ingesteld door George III. Het kruis is veertienpuntig, het medaillon vertoont den aartsengel Michaël strijdende met Satan, en op blauwen grond het devies „Auspicium melioris aevi” (d. i. aanvang van een betere eeuw), op de keerzijde Sint George met den draak; boven het kruis een gouden kroon. Het lint is blauw met roode baan.

De keten bestaat uit gekroonde leeuwen en malthezer kruisen, waartusschen beurtelings de letters S. M. en S. G. Een in zilver en goud geborduurde ster met rood St.-Georgekruis heeft een medaillon als boven genoemd. Militaire orde roer Engel sch-Bidië, in 1842 ingesteld. Orde van de Ster van Indië, in 1861 ingesteld en 1866 veranderd door koningin Victoria.

Het ordeteeken is een ovaal, rijk versierd medaillon, in welks midden het in onyx gesneden borstbeeld der koningin (keizerin) omgeven door het devies „Heaven’s light, our guide” op blauw émail; boven het medaillon een met diamanten bezette vijfpuntige ster. Het lint is blauw met witte randen. De ster bestaat uit gouden stralen van gelijke lengte, waarop in blauwen band met devies bovengenoemde vijfpuntige ster. De keten bestaat uit roode en blauwe rozetten, gescheiden door den indischen lotus; aan de voorzijde een gouden kroon. Orde van de Indische Kroon, in 1878 alleen voor vrouwen ingesteld door keizerin Victoria. Het teeken bestaat uit een gouden met paarlen bezet ovaal, waarin het eveneens met edelgesteenten versierde naamcijfer V.

R. I.; boven het ovaal een gouden kroon. Het lint is lichtblauw met witte randen.

XVII. Hannover

Welfen of Guelphenorde, in 1815 ingesteld door den prins-regent George. Het gouden kruis is achtpuntig, geknopt, met leeuwen in de hoeken; het door een lauwerkrans omgeven medaillon vertoont het witte hannoversche paard op rood veld, waarom het devies „Nee aspera terrent” (d. i. geen steilten schrikken het af). De keten is afwisselend samengesteld uit kronen, leeuwen en de letters G F. Het lint is blauw. SintGeorge-orde, in 1839 gesticht door koning Ernst August. Het kruis is achtpuntig, geknopt, blauw geëmailleerd met leeuwen in de hoeken; het medaillon vertoont aan de voorzijde, in rooden rand, Sint George met den draak, aan de keerzijde het naamcijfer E.

A. Het lint is rood. Ernst August-orde, in 1835 gesticht door George V. Het teeken is een achtpuntig, geknopt kruis, met kronen in de hoeken, wit geëmailleerd, met medaillon, waarop het naamcijfer E A op rooden grond, omgeven door het devies „Suscipere et finire”' (d. i. beginnen en voleindigen) op blauw émail;, de keerzijde vertoont de letters GRV en den dag der stichting 15 Dec. 1885. Het lint is rood met blauwe boorden,

XVIII. Hessen

Orde van den Gouden. Leeuw, in 1770 ingesteld door den landgraaf Frederik II. Het teeken is een gouden leeuw in een ovalen gouden ring met devies „Virtute et fidelitate” (d. i. door dapperheid en trouw); op de keerzijde de woorden „Fridericus II D.G. Hass. Landgr. instit. 1770’. Het lint is donkerrood.

De zilveren ster draagt een medaillon, waarin de leeuw op blauw, het devies op rood émail. Lodeivijksorde, in 1807 ingesteld door den groothertog Bodewijk I. Het teeken is een achtpuntig kruis, zwart geëmailleerd met roode randen; het medaillon vertoont op rood veld een lauwerkrans en gouden L met omschrift „Fiir Verdienste” op' wit émail; de keerzijde draagt op zwart veld het devies „Gott, Ehre, Vaterland”; een kroon aan den bovenarm. Het lint is-zwart met roode randen. De zilveren ster draagt het devies omgeven door een lauwerkrans. Ph'dipsorde, in 1840 ingesteld door Lodewijk II.

Teeken een achtpuntig, wit geëmailleerd kruis met borstbeeld van den landgraaf Philip op blauw, en het devies „Si Deus nobiscum quis contra nos” (d. i. zoo God met ons is, wie zal tegen ons zijn?) op wit émail; de keerzijde vertoont den hessischen leeuw met omschrift „Lud. II. Magn. Dux Hass. instit.” Het lint is rood met blauwe randen. De zilveren ster draagt eerstgenoemd medaillon. Kruis voor Militaire Verdiensten, in 1870 ingesteld. Kruis voor militairen geneeskundigen dienst, in 1870 ingesteld.

XIX. Italië

Orde van de Spoor, in 1266 ingesteld door Karel van Anjou, ter herinnering aan de overwinning op Manfred 23 Febr. 1261 bij Benevento. Orde van l’Anrtonciade, in 1355 gesticht door Amadeus VI van Savoye. Als ordeteeken is de afbeelding der Boodschap aan Maria in een rand van liefdeknoopen geplaatst; de orde ontving den naam van TAnnonciade (Maria-Boodschap) in 1518 van Karel III, hertog van Savoye, doch heette vroeger Orde van de Keten. Orde van den H. Mauritius en den H. Lazarus, in 1434 gesticht als Orde van den H.

Mauritius door Amadeus VIII, die 1416 tot hertog van Savoye werd verheven door keizer Sigismund; zij werd 1572 hernieuwd door hertog Philibert Emmanuel en in dat zelfde jaar vereenigd met de Orde van den H. Lazarus bjj pauselijke bul van Gregorius XIII. Het kruis met vier armen in wit émail ligt op een achtpuntig groen kruis; bovenaan een gouden kroon. Het lint is groen. Orde van den Hermelijn, in 1464 ingesteld door Ferdinand van Napels. Het teeken is een hermelijn met de woorden „Malo mori quam foedari” (d. i. ik wil liever sterven dan geschandvlekt worden).

Orde van La Calza, in 1562 vernieuwd; Orde van den Doge; Orde van den H. Marcus, enz. voor Venetië. De Orden van den H. Januarius, den H. Ferdinand, den H. Constantijn, den H.

George en van Frans 1, alle voor Sicilië. De Orden van den II. Steven en den H. Jozef, voor Toscane. Militaire orde van Verdiensten van Savoye, in 1815 ingesteld door Victor Emmanuel van Sardinië, in 1855 vernieuwd door Victor Emmanuel II. Burgerlijke orde van Savoye, in 1831 gesticht door Karel Albert van Sardinië, in 1855 vernieuwd door Victor Emmanuel II.

Kroonorde van Italië, in 1868 ingesteld door Victor Emmanuel II. Het kruis is achtpuntig, afgerond, in wit émail; op het blauwe medaillon de lombardische ijzeren kroon in goud; de keerzijde draagt den gekroonden zwarten adelaar; in de hoeken van het kruis liefdeknoopen. Het lint is rood met smalle witte baan. D§ zilveren ster draagt bovengenoemde kroon, waaromheen de inscriptie „Victorius Emanuel II. Eex Italiae MDCCCLXVI”, waarboven de zwarte adelaar.

XX. Japan

Orde van Verdiensten, in 1875 ingesteld. Het ordeteeken is een ster van 32 stralen, in het midden een rood geëmailleerd medaillon; boven de ster de drie groene bladeren van het keizerlijk wapen (Kiri-mon, de bladeren van de Paullownia imperialis). Het lint is wit met roode randen. Orde van den Chrysanthemum, (Guik-mon) in 1877 ingesteld.

XXI. Kleef

Orde der dwazen of geleken, in 1380 gesticht door Adolf, graaf van Kleef, met 35 edelen, welke orde echter alleen een adelsvereeniging schijnt te zijn geweest. Het teeken was een gek met een mandje bloemen op het ordekleed geborduurd. De edelen, die tot de orde behoorden, waren meest Nederlanders.

XXII. Liberia

Orde van de Afrikaansche bevrijding, in 1879 ingesteld.

XXIII. Luxemburg

Orde van de Eikenkroon, zie aldaar.

XXIV. Mecklenburg-Schwerin-Strelitz

Orde der Wendische Kroon, in 1864 gesticht Het kruis is achtpuntig, wit geëmailleerd, met gouden griffioenen in de hoeken; het medaillon heeft op blauwen grond de wendische kroon; als omschrift op rood het devies „Per aspera ad astra” voor Mecklenburg-Schwerin, „Avito viret honore” voor Mecklenburg-Strelitz; de keerzijde draagt het naamcijfer FF en F W; de kroon is aan den bovenarm. Het lint is lichtblauw met smalle geel-roode randen. De zilveren ster is voor den eersten staat achtpuntig, voor den tweeden vierpuntig, beide met bovengenoemde medaillons. De gouden keten bestaat uit gouden griffioenen en naamcijfers, in het midden de kroon.

XXV. Mexico

Orde van den Adelaar van Mexico, in 1865 gesticht. Orde van O. L. Vrouw van Guadeloupe, in 1822 gesticht en in 1855 opgeheven. Orde van San Carlos, in 1865 voor vrouwen gesticht door keizer Maximiliaan.

XXVI. Nassau

Orde van den Gouden Leeuw, in 1858 ingesteld door koning Willem III der Nederlanden en hertog Adolf. Het kruis is achtpuntig, wit geëmailleerd, in de hoeken een versierde N; op het blauw medaillon de gouden leeuw, aan de keerzijde het devies „Je maintiendrai”. Het lint is oranje met smalle blauwe streep aan den kant. De zilveren ster heeft een blauw medaillon met den leeuw, waarom hei devies op wit émail. Orde van Verdiensten van Adolf van Nassau, in 1858 ingesteld door hertog Adolf.

XXVII. Oldenburg

Orde van Verdiensten, van hertog Peter Frederik Lodewijk, in 1838 gesticht door zijn zoon Paul Frederik August. Het teeken is een wit geëmailleerd, breeduitloopend kruis met blauw medaillon, waarin het gekroonde naamcijfer P F L en devies, op rood „Ein Gott, ein Recht, eine Wahrheit”; de keerzijde vertoont het wapen in kleuren op wit émail, de armen vier datums; de kroon aan den bovenarm. Het lint is blauw met rooden rand. De zilveren ster draagt eerstgemeld medaillon; de gouden keten bestaat uit 14 medaillons met afbeelding van het kruis, afgewisseld door het gekroonde naamcijfer.

XXVIII. Oostenrijk-Hongarije

Orde der Naastenliefde, in 1708 gesticht door keizerin Elizabeth Christina. Orde van Elizabeth Theresia, in 1750 ingesteld door de keizerinweduwe Elizabeth Christina en 1771 vernieuwd door Maria Theresia. Orde van Maria Theresia, in 1757 gesticht door Maria Theresia. Het teeken is een breeduitloopend kruis met het wapen van Oostenrijk en ’t motto „Fortitudine” (d. i. door dapperheid) in het medaillon; aan de keerzijde op wit émail de naamcijfers M T en F omgeven door een lauwerkrans. Het lint is wit, geboord met twee roode strepen. De keten is als die der orde van het gulden vlies (zie hierboven, nr.

VI). Orde van den H. Stephanus, in 1764 ingesteld door Maria Theresia. Het kruis is achtpuntig, groen geëmailleerd, met medaillon waarop een heuvel met kroon waarin een zilveren apostolisch kruis staat; nevens dit laatste de letters M en T; om dit medaillon staat het devies „Publicum meritorum praemium” (d. i. openlijke belooning van verdiensten) op wit émail; aan de keerzijde, omgeven door een eikenkrans, de inscriptie „Sto. St. R.

Ap.”, het geheel gedekt door de keizerlijke kroon. Het lint is rood met groene randen. De zilveren ster draagt eerstgenoemd medaillon. De gouden keten bestaat uit het naamcijfer S S, de hongaarsche kroon en het naamcijfer MT, met een medaillon tot middenstuk, waarop de inscriptie „Stringit amore” (d. i. door liefde bindt hij samen) en een gouden adelaar op wit veld. Orde van de Ijzeren Kroon, in 1805 gesticht door Napoleon I en later vervallen, in 1816 hersteld door keizer Frans I; zie voorts: Ijzeren kroon. Leopoldsorde, in 1808 gesticht door keizer Frans I.

Het kruis is achtpuntig, rood geëmailleerd, met witte randen; het medaillon draagt het naamcijfer F I A, waarom het devies „Integritati et Merito” (d. i. voor deugd en verdienste); aan de keerzijde, in een gouden eikenkrans de spreuk van keizer Leopold „Opes regum corda subditorum” (d. i. de harten der onderdanen zijn de schatten der koningen); het geheel gedekt door de keizerlijke kroon. Het lint is rood met witte randen. De zilveren met brillanten bezette ster draagt het kruis met eerstgenoemd medaillon; de keten bestaat uit kronen, naamcijfers F L (n.l. Frans en Leopold) en den eikenkrans. Orde van Frans Jozef, in 1848 ingesteld door keizer Frans Jozef. Het teeken bestaat uit een achthoekig rood kruis met wit medaillon, waarop het naamcijfer F J; aan de keerzijde het jaartal 1849; in de hoeken bevindt zich de zwart geëmailleerde dubbele adelaar, met gouden keten in den snavel, dragende het devies „Viribus unitis” (d. i. met vereende krachten); het kruis is gedekt door de koninklijke kroon.

Het lint is rood. De zilveren ster draagt het gemelde volledige kruis. Orde van het Gulden Vlies, zie hierboven, nr. VI.

XXIX. Pauselijke Orden

Christus-orden, zie aldaar, en beneden bij Spanje en Portugal, nr. XLII. Orde van den H. Sylvester of van de gouden spoor; de stichting van deze orde wordt toegeschreven aan paus Sylvester, hetgeen echter zeer onwaarschijnlijk is; paus Benedictus XIV veranderde haar in dier voege dat ook nuntiussen en prelaten het recht hadden, ridders te benoemen; dit privilege werd echter door paus Gregorius XVI, wegens het misbruik dat daarvan gemaakt werd, in 1841 ingetrokken. Het kruis is achtpuntig, wit geëmailleerd; in de hoeken kleine gouden stralen; het medaillon vertoont het beeld van den H. Sylvester op blauw email, en omschrift „Sanctus Sylvester”; aan de keerzijde de inscriptie „Gregorius XVI restituit MDCCCXLI”; aan den ondersten arm hangt een kleine gouden spoor.

Het lint is rood met twee zwarte banen. Orde van het H. Graf, gesticht tijdens de kruistochten, in 1496 vastgesteld door paus Alexander VI, in 1868 veranderd door Pius IX. Het ordeteeken is een rood geëmailleerd hamerkruis, met een klein kruis in de hoeken. Het lint is zwart. De zilveren ster draagt een zelfde kruis in groenen krans.

Pius-orde, in 1559 gesticht door paus Pius IV, daarna geheel vervallen, maar 1847 weer vernieuwd door Pius IX. Het teeken is een ster met acht spitse punten, blauw geëmailleerd, de hoeken aangevuld met gouden stralen; het medaillon draagt op wit émail de letters „Pius IX” en als omschrift op goud het devies „Virtuti et Merito” (d. i. voor deugd en verdienste); de keerzijde draagt het jaartal der vernieuwing. Het lint is blauw met twee roode strepen aan de kanten. De zilveren ster draagt een ster als boven, doch zonder de gouden stralen. Orde van de Lelie, in 1546 ingestel'd door paus Paulus III. Het teeken is een medaille met het beeld der H.

Maagd en aan de keerzijde een gouden lelie op blauwen grond. Orde van O. L. Vrouw van Lorette, in 1568 ingesteld, of in. 1586, door paus Sixtus V. Het teeken is een medaille met het beeld der H. Maagd.

Orde van de Gouden Spoor of Piusorde, in 1560 ingesteld door Pius IV. Het teeken is een wit kruis met een gouden spoor aan een lichtrood lint. Orde van Gregorius XVI, ingesteld in 1831, zie Gregoriusorde, Orde van Jezus en Maria, in 1615 gesticht door Paulus V. Orde der Ridders van de Maagd Maria, in 1233 gesticht door Bartholomeus de Vicency, 1262 bevestigd door paus Urbanus IV. Het kruis Pro Ecclesia et Pontifice, zie ald.

XXX. Perzië

Orde van de Zon en den Leeuw, in 1808 ingesteld door den sjah Feth Ali. Het ordeteeken is een zilveren, zespuntige, flikkerende ster met medaillon waarin de zon en de leeuw, in émail. Het lint is groen.

XXXI. Polen

Orde van den Witten Adelaar, in 1325 gesticht door Ladislaus V, in 1705 vernieuwd door Frederik Augustus I, keurvorst van Saksen, koning van Polen, en in 1832 opgenomen onder de russische orden, zie Adelaars-orden. Orde van den H. Stauislaus, in 1765 ingesteld door Stanislaus Augustus II, in 1815 vernieuwd door Alexander I en 1831 door Nicolaas I opgenomen onder de russische orden. Het kruis is achtpuntig, geknopt, in rood émail; in de hoeken de russische adelaar en tusschen de punten der armen een kleine boogvormige versiering; het medaillon draagt de letters S S op het émail, omgeven door een krans; de* keerzijde van het kruis is goud met een zelfde medaillon. Het lint is rood met twee smalle strepen aan de randen. De zilveren ster draagt het naamcijfer en devies „Praemiando incitat” (d. i. hij vuurt aan door te beloonen) op wit' émail, omgeven door een groenen krans.

XXXII. Portugal

zie Spanje, nr. XLII.

XXXIII. Pruisen en Brandenburg

Orde der Eensgezindheid, in 1660 ingesteld door Christiaan Ernst, markgraaf van Brandenburg. Het teeken is een wit achtpuntig kruis met C’s tusschen dé hoeken en een medaillon met twee olijftakken en devies „Concordant”. Het lint was blauw. Orde der Grootmoedigheid, in 1667 ingesteld door Karel Emil, keurvorst van Brandenburg, in 1740 vervangen door de Orde der Verdienste (zie beneden). Orde van den Zwarten Adelaar, in 1701 ingesteld door Frederik III, keurvorst van Brandenburg, bij zijn verheffing tot de koninklijke waardigheid als Frederik I van Pruisen; zie Adelaars-orden. Orde van den Rooden Adelaar, in 1705 ingesteld door George Willem, markgraaf van Brandenburg, eerst als Orde der Oprechtheid en in 1744 vernieuwd door Frederik, markgraaf van Bayreuth; zie Adelaars-orden.

Militaire Orde van Verdienste (Orden pour le Mérite), in 1740 ingesteld door Frederik II in plaats van de 1667 gestichte Ordre de la Générosité. Het teeken is een achtpuntig, blauw geëmailleerd malthezerkruis, waarop in gouden letters een gekroonde F en het devies „Pour le mérite”; in de hoeken adelaars. Het lint is zwart met zilveren boorden. Door Frederik Willem III werd deze orde 18 Jan. 1810 uitsluitend bestemd als belooning voor bijzondere in den oorlog tegen den vijand verworven verdienste. Een afzonderlijke vredesklasse voor

wetenschappen en kunsten werd er 31 Mei 1842 door Frederik Willem IV aan toegevoegd en het aantal leden daarvan beperkt tot 30, aan wier hoofd een kanselier staat; het ordeteeken voor de civiele klasse is een klein rond gouden schild met den pruisischen adelaar, omgeven door het viermaal herhaald gouden naamcijfer F II, omvat door een blauwen ring met in goud de woorden „pour le mérite”, waarbuiten vier in den vorm van een kruis geplaatste gouden koningskronen, Johanniterorde, in 1812 ingesteld door koning Frederik Willem III. Het teeken is een achtpuntig, wit geëmailleerd kruis met zwarte adelaars in de hoeken. Het lint is zwart. Het Ijzeren Kruis, ingesteld door koning Frederik Willem III .op 10 Maart 1813, als onderscheiding voor verdienste in den oorlog. Het achtpuntig ijzeren kruis is in zilver gevat. Huisorde der Hohenzollerns, in 1841 gesticht door de toen regeerende vorsten van Sigmaringen en Hechingen.

Het kruis is achtpuntig, wit met zwarte boorden geëmailleerd; het medaillon vertoont den pruisischen adelaar met het wapenschild der Hohenzollerns op de borst; het is omgeven door het devies ,,Vom Fels zum Meer” op blauw émail; een krans van laurierbladen omgeeft het geheel; de koninklijke kroon is aan den bovenarm. Het lint heeft twee witte en drie zwarte strepen, | met smallen witten zoom. De zilveren geborduurde ster draagt het geheele bovengemelde kruis. De keten draagt de wapenschilden van Kohenzollern en Neurenberg in émails. Kroonorde, door koning Willem van Pruisen op den dag zijner kroning 18 Oct. 1861 gesticht. Het achtpuntig kruis is wit geëmailleerd met dubbele gouden kanten; het gouden medaillon draagt een kroon, omgeven door het devies „Gott mit uns”, op blauw émail; de keerzijde vertoont het naamcijfer W R en bovengemelden datum.

Het lint is blauw. De ster draagt een medaillon als boven. Louise-orde, voor vrouwen, gesticht in 1814. Het Hohenzollernsche Eerekruis, gesticht in 1842, werd 1851 opgenomen onder de pruisische orden.

XXXIV. Rumenië

Orde van de Ster van Rumenië, in 1877 ingesteld door koning Karel. Het teeken is een blauw kruis met gouden stralen in de hoeken, aan den bovenarm een kroon; de gouden adelaar op rood medaillon, waarom het devies „In fide salus” (d. i. in het geloof is het heil), op blauw émail, ingesloten door een lauwerkrans; aan de keerzijde het naamcijfer des konings. Het lint is rood met twee blauwe strepen aan den kant. Orde van de Kroon, in 1881 ingesteld door den koning. Het kruis is achtpuntig, rood geëmailleerd met witte randen, in de hoeken een dubbele C; in het medaillon de gouden kroon omgeven door het devies „Prin noi insine” en de datum „14 Marti« 1881”; aan de keerzijde staat op het rood medaillon „10 Maiu” met de jaartallen 1866, 1877, 1881 op wit émail daaromheen. Het lint is blauw met grijzen rand.

XXXV. Rusland

Orde van Sint Andreas, in 1698 ingesteld door Peter den Grooten, zie Andreas-ordan. Orde van Sint Cafharina, in 1714 ingesteld door Peter den Grooten en bestemd voor vrouwen. Het teeken is een medaille met de H. Catharina en haar wiel. Het lint is rood met witte strepen. Orde van Sint Alexandcr-Newski, in 1722 ingesteld door Peter den Grooten, doch in 1725 voor het eerst verleend door Catharina I.

Het kruis is breeduitloopend, met adelaars in de hoeken en in het medaillon den heiligen Alexander te paard; de keerzijde vertoont het naamcijfer A. Het lint is donkerrood. De zilveren ster heeft in medaillon de letters S A, gedekt door een hertogshoed op zilver, en omgeven door het devies „Voor arbeid en vaderland”. Orde van de H. Anna, gesticht door Karel Frederik, hertog van HolsteinGottorp, in 1735 door keizer Paul I aangenomen als russische orde. Het kruis is achtpuntig met leliën in de hoeken en de H.

Anna in het midden. Het lint is rood, vlammend kruis op goud, omgeven door het devies „Amantibus pietatem justitiam fidem” (d. i. aan de minnaars van- godsvrucht, rechtvaardigheid en trouw) op rood émail. Orde van den H. George, in 1769 ingesteld door Catharina II. Het wit geëmailleerde kruis heeft een medaillon met Sint George en den draak. Het lint is zwart met twee gele strepen.

Deze orde is geheel militair en voor land- en zeemacht. Orde van den H. Wladimir, in 1782 gesticht door Catharina II. Orde van den Witten Adelaar, zie Adelaars-orden. Orde van den H. Stanislaus, zie hierboven, Polen nr. XXXI.

XXXVI Saksen (koninkrijk

Orde van de edele Passie, in 1704 ingesteld door hertog Johan van Saksen-Weisenfels. Orde van den H, Hendrik, in 1736 ingesteld door August III. Een achtpuntig gouden kruis, de armen met wit geëmailleerde randen, in de hoeken groene wijnruitkrans; het medaillon vertoont op gelen grond het borstbeeld van Hendrik II, omgeven door het opschrift op blauwen grond „Fred. Aug. D. G.

Rex Sax. instaur.”; de keerzijde bevat het wapen met devies „Virtuti in Bello” (d. i. voor krijgsdeugd), de koninkl. kroon aan den bovenarm. Het lint is blauw met geel geboord. De gouden ster bevat in medaillon het borstbeeld met devies. Huisorde van den Wijnruitkrans, in 1807 gesticht door koning Frederik August. Het kruis is achtpuntig, de armen groen geëmailleerd met witte randen in goud gevat; in het witte medaillon op zilveren grond het gekroonde naamcijfer F A, waarom een groene wijnruitkrans; in de hoeken van het kruis ziet men deelen van een dergelijken gouden krans; de keerzijde vertoont het medaillon met devies „Providentiae memor” (d. i. der voorzienigheid indachtig). Het lint is groen.

De ster heeft alleen het laatstgenoemde medaillon. Orde van Verdiensten, in 1815 ingesteld door koning Frederik August. Albrechtsorde, in 1850 ingesteld door Frederik August II, ten herinnering aan hertog Albrecht den Dapperen. Sidonie-orde, voor vrouwen in 1870 gesticht door koning Johan.

XXXVII. Saksen-Coburg-Gotha

Orde van Sint Joachim, 20 Juni 1755 ingesteld door hertog Frans van Saksen-Coburg-Saalfeld. Huisorde van Ernst, in 1833 ingesteld door de hertogen van Altenburg, Coburg en Meiningen, Het kruis is achtpuntig, geknopt, in wit émail; in de hoeken gouden leeuwen; het medaillon, omgeven door een lauwerkrans, heeft in goud het beeld van Ernst den Vromen, en op blauw het devies „Fideliter et constanter” (d. i. getrouw en standvastig); de keerzijde heeft het Saksische wapen in kleuren en den stichtingsdatum; de kroon aan den bovenarm. Het lint is rood. De ster, in zilver en goud, draagt het witte kruis, met kroon op goud omgeven door den lauwerkrans; de gouden keten bestaat uit kronen, leeuwen, en dubbel naamcijfer liggend op een kruis met twee zwaarden.

XXXVIII. Saksen-Weimar

Orde van den witten Valk, in 1732 ingesteld door hertog Ernst August, in 1815 hernieuwd door groothertog Karel August. Het kruis is achtpuntig, groen geëmailleerd, in de hoeken een vierpuntig geknopte ster, in rood émail; op de voorzijde ligt een witte valk uitgestrekt; de keerzijde is wit met een groene ster, heeft een ovaal, blauw medaillon met devies „Vigilando ascendimus” (d. i. door waken gaan wij opwaarts), omgeven door een lauwerkrans; de kroon aan den bovenarm. Het lint is rood. De zilveren ster heeft het groene kruis met witten valk op gouden medaillon, waarom het devies; de gouden keten heeft afwisselend den valk en het naamcijfer C A.

XXXIX. Schaumburg-Lippe

Huisorde, in in 1869 ingesteld door den vorst van Lippe en den vorst van Schaumburg-Lippe. Het kruis is achtpuntig, geknopt, in wit émail, waarop een achtpuntige gouden ster; hierop een medaillon met de roode roos, omgeven door het devies „Für Treue und Verdienst” op blauw émail; de keerzijde heeft op het blauwe medaillon de gekroonde naamcijfers L. en A; de kroon aan den bovenarm. Het lint is rood met gouden armen.

XL. Servië

Takova-orde, in 1876 ingesteld door koning Milan, met ordeteeken als het in 1865 verleend herinneringskruis. Een achtpuntig, geknopt kruis, wit geëmailleerd, een gouden Sint-Andrieskruie over de hoeken; in het medaillon op rood émail het gekroonde naamcijfer M O, waarom op blauwen band het devies (in het servisch) „Voor Geloof, Vorst en Vaderland” en twee gouden lauwertakken; aan de keerzijde het wapen van Servië; het geheel gedekt door de konimkl. kroon. Het lint is rood met wit-blauwen rand. Orde van den witten Adelaar, in 1882 ingesteld door koning Milan. Het teeken is een gekroonde dubbele adelaar met medaillon waarop het wapen van Servië; aan de keerzijde het gekroonde naamcijfer. Het lint is rood met smalle blauwe streep aan den kant.

De zilveren, met diamanten versierde ster draagt den boven beschreven adelaar met wapen. Orde van den H. Sava, ingesteld in 1883.

XLI. Siam

De Heilige Orde of der negen steenen, van ouden datum, in 1869 vernieuwd, kan slechts door negen personen gedragen worden. Orde van den witten Olifant, in 1861 ingesteld door koning Somdet Phra Paramindr Maha Mongkut. Het ordeteeken is een medaillon, gevormd door een krans van drie rijen lotusbladeren, groen, rood en geel geëmailleerd; in het midden op rood émail de witte olifant, aan de keerzijde de zonnestraal met naamcijfer S. P. P. M.

M., het geheel gedekt door de kroon. Het lint is rood met groene randen waarin een gele streep. De ster is een blauw medaillon met een rand van roode lotusbladeren en gouden bloemen; in het midden de olifant met siameesche kroon en zonnescherm, omgeven door een rand met edelgesteenten. Familie-orde, in 1873 ingesteld door denzelfden koning. *

XLII. Spanje en Portugal

Daar sommige O. zoowel in Spanje als in Portugal bestonden, nemen wij ze hier voor het iberische schiereiland samen

Orde van San Salvador, in 1118 ingesteld door Alfonsus I van Aragon. Orde van Avis, in 1143 ingesteld door Alfonsus Henriquez, eersten koning van Portugal, die, nadat hij in den slag van Campo de Ourique 25 Juli 1139 vijf moorsche koningen had verslagen, als koning werd uitgeroepen en als wapen de vijf schilden dier koningen aannam; de orde ontving de stad Avis van koning Alfonsus II; in 1789 werd zij door koningin Maria bestemd tot orde voor militaire verdiensten. Het kruis is van groen émail, gelelied, en met een lint van dezelfde kleur; de orde heet thans Koninklijke militaire Orde van Sao Bento d’ Avis. De zilveren ster heeft in medaillon het genoemde kruis; aan de bovenzijde nog een rood hart en zwart kruis. Orde van den Vleugel van Sint Michaël, in 1147 ingesteld, eveneens door Alfonsus Henriquez. Orde van den Toren en het Zwaard, in 1459 gesticht door Alfonsus V van Portugal en 1808 vernieuwd door Johan VI te Rio Janeiro.

Het kruis bestaat uit een vijfpuntige, geknopte ster, wit geëmailleerd, liggende op een eikenkrans; het medaillon vertoont op gouden grond een zwaard tusschen een dergelijken krans; omgeven door het devies „Valore e lealdade” op blauw émail; de keerzijde heeft een opengeslagen boek met het wapen van Portugal en de woorden „Carta constitutional da monarquia”, op blauw' émail het omschrift „Polo rei e pelo lei”; aan de bovenzijde, tusschen twee punten een gouden toren. Het lint is donkerblauw; de gouden vijfhoekige ster draagt een dito als boven beschreven; de gouden keten bestaat afwisselend uit torens en zwaarden. Orde van Calatrava, geestelijke ridderorde, in 1161 bevestigd door paus Alexander III, doch in 1157 gesticht door twee monniken; zie Calatravaorde. Orde van Sint Jacob, in 1170 ingesteld door Ferdinand II van Leon voor Leon en Galicië, in 1175 door Alfonsus IX voor Castilië en in dat zelfde jaar ook door Alexander III voor Portugal; zie verder hier beneden: „Orde van Sint Jacob van den Degen”. Orde van Alcantara, ingesteld voor Leon, zie Alcantaraorde. Orde van Montjoye, oorspronkelijk in Syrië gevestigd, doch in 1180 door paus Alexander III ook bevestigd voor Castilië en Catalonië.

Orde van de Duif, van Johan I van Castilië, 1300. Orde van O. L. Vrouw van Montesat, in 1316 ingesteld door Jacobus II van Aragonië en Valencia, bevestigd door paus Benedictus XIII en later opnieuw door Martinus V. Orde van Jezus Christus, dagteekenend van 1319, zie Christus-orde. Orde van Sint Jacob van den Degen, een afdeeling der Orde van Sint Jaeob, in Spanje, in 1320 tot afzonderlijke orde verheven en 1589 bestemd tot belooning voor burgerlijke verdiensten.

Het kruis is gelelied, gescherpt en rood, en wordt gedragen aan een violet lint in Portugal, aan een rood lint ip Spanje. De zilveren ster heeft op wit medaillon hetzelfde kruis, liggende op twee palmtakken, ingesloten door een blauwen en een gouden ring; bovenaan het brandend hart en het kruis. Orde van den Band. en die van la Scama, in 1332 ingesteld door Johan II van Castilië. Orde van Karel III, in 1771 gesticht door den spaanschen koning van dien naam. Het achtpuntige, geknopte kruis is blauw geëmailleerd met witte randen, leliën in de hoeken; in het medaillon op geel émail de H. Maagd op de halvemaan, aan de keerzijde het naamcijfer in lauwerkrans en het devies „Virtuti et mierito” (d. i. voor dapperheid en verdienste); boven het kruis een gouden lauwerkrans waaraan het witte lint met lichtblauwe randen.

De zilveren ster bestaat uit een achtpuntig kruis als boven, met de H. Maagd in medaillon, waarom het devies; de gouden keten bestaat uit leeuwen, toren en oorlogsemblemen. Orde van de U. Isabella, voor vrouwen, in 1801 ingesteld. Orde van den H. Ferdinand, een spaansche orde, in 1811 ingesteld.

Het kruis is achtpuntig, geknopt, wit geëmailleerd, in de hoeken een lauwerkrans zichtbaar; het medaillon draagt het beeld van den H. Ferdinand op gouden grond, omgeven door het devies „Al merite militare”; boven het kruis nog een lauwerkrans waaraan het lint, rood met gele randen. De zilveren ster heeft gelijken vorm als het kruis en dergelijk medaillon. Militaire orde van Sint Hermengilda, in 1814 ingesteld door Ferdinand VII van Spanje. Het kruis is breeduitloopend, wit geëmailleerd, met blauw medaillon waarop de heilige te paard, en devies „Rremio a la Constantia militar”; de keerzijde draagt het naamcijfer F VII; het geheel is gedekt door de kroon. Het lint is rood met witte randen.

De gouden ster bestaat uit een achtpuntig, geknopt kruis, met medaillon als boven gemeld, omgeven door een lauwerkrans; in de hoeken zijn vier punten van een zilveren ster zichtbaar. Orde van Isabella de Katholieke, in 1814 ingesteld door Ferdinand VII. Het kruis is breeduitloopend, van goud en purper, met gouden stralen in de hoeken, in het medaillon de zuilen van Hercules en de beide halfronden der wereld gekroond, omgeven door het devies „A la lealtad acrisolada” op wit émail; een lauwerkrans bevestigt het kruis aan het lint, wit met oranje randen. De ster is een achtpuntig, geknopt kruis, de armen goud en rood geëmailleerd, in de hoeken gouden stralen; het medaillon is gelijk aan dat van het kruis, maar ingesloten door een lauwertak, terwijl aan de bovenzijde zich nog het gekroonde naamcijfer bevindt. Orde van de H. Maagd van Villa Vigosa, in 1818 ingesteld door Johan VI van Portugal.

Ben achtpuntige ster, liggende op een gouden zon met een ster in eiken hoek; de armen wit geëmailleerd; in gouden medaillon de letters I A M, waarom een blauwe band met devies „Padroeiro do Reino”; het geheel is gedekt door de koninkl. kroon. Het lint is lichtblauw met witte randen. Militaire orde van Verdiensten, in 1864 ingesteld door Isabella II van Spanje. Het teeken is een vol, rood geëmailleerd kruis met medaillon waarop het spaansche wapen, aan de keerzijde het naamcijfer I 2; het geheel is gedekt door de kroon. Het lint is rood met breede, witte middenbaan. De zilveren ster draagt een vol wit kruis, in de hoeken leliën, in het midden het spaansche wapen, waarboven een kroon.

Orde van Maritieme Verdiensten, in 1866 ingesteld door Isabella II. Het teeken is een wit kruis met gouden anker, kroon aan den bovenarm. Het lint is rood met breede gele baan. De gouden ster draagt een zelfde kruis. Orde van MariaVietoria, in 1871 ingesteld door koning Amadeus. Het kruis is breeduitloopend, iedere arm puntig, rood geëmailleerd met witte randen, en ieder beladen met een kwartier van het spaansche wapen; de hoeken gevuld door gouden stralen; op violet medaillon met blauwen rand het gekroonde naamcijfer van den koning en van zijn gemalin, A en M.

V. Het lint komt in 13 verschillende kleuren voor. De gouden ster draagt een vol, wit kruis, op de armen de kwartieren, in het midden het gekroonde naamcijfer; in de hoeken zijn gedeelten zichtbaar van een rood medaillon, met omschrift op blauw émail, omgeven door een krans. Orde van het Gulden Vlies, zie hierboven: Bourgondië, nr. VI. Voorts heeft men in Spanje en Portugal de Orde van Malta, die van Sint Pieter, van Maria Louise, van Maria Louise Isabella, van Dom Pedro, enz.

XLIII. Turkije

Orde van de Halve Maan, in 1799 gesticht door Selim III. Het ordeteeken is een ster en een wassenaar van goud. Nichan lftihar Orde, in 1831 ingesteld door sultan Mohammed II. Het teeken is een gouden medaillon, omzet met edelgesteenten; aan de bovenzijde komen gouden stralen te voorschijn, onderaan met diamanten bezette takken; een halvemaan em een ster bevestigen het medaillon aan een ring waaraan het roode lint met groene randen, een en ander met diamanten bezet. Orde van Medjidië, in 1852 ingesteld door sultan Abdul Medschid. Het teeken is een medaillon met zeven zilveren stralen, waartusschen halve maan en ster; het naamcijfer des sultans op gouden grond is omgeven door het devies „IJver, Toewijding, Trouw”; aan de bovenzijde het rood geëmailleerde wapen (halve maan en ster).

Het lint is rood met groene randen. De zilveren ster draagt een zelfde medaillon. Orde van Osmanië, in 1861 ingesteld door sultan Abdul Aziz. Ben zevenpuntige, geknopte ster, groen geëmailleerd, met zilveren stralen in de hoeken; het roode medaillon draagt de turksche halve maan, waarboven in turksche letters de inscriptie „Abdul Aziz Khan, Heerscher der Turken, die zijn vertrouwen op God stelt”; bovenaan het wapen, waaraan het groene lint met roode randen. De zilveren ster draagt een zelfde medaillon. Orde van Nischani-Chefkat, vrouwenorde, in 1878 ingesteld door sultan Abdul 1 Hamid. Orde van Nisehan-i-Imtiyaz, in 1879 i ingesteld door denzelfden sultan.

XLIV. Venezuela

Orde van den Bevrijder Simon Bolivar, in 1854 ingesteld. Het ordeteeken is een ovaal, gouden medaillon met borstbeeld, waarom op blauw émail „Simon Bolivar”; aan de keerzijde het wapen van Venezuela; aan den rand zijn gouden stralen van verschillende lengte. Het lint is geel, blauw en rood.

XLV. Waldeck

Militaire Orde van Verdiensten, in 1854 gesticht door vorst Georg Victor. Het achtpuntige, wit geëmailleerde kruis heeft een rood medaillon met gouden rand en het gekroonde naamcijfer G V; de keerzijde is geheel goud en heeft in het medaillon de inscriptie „Dem Verdienste”, of XXV. Het lint is wit met geel-rood-zwarten rand. Orde van Verdiensten, eveneens in L854 ingestold. Het kruis is achtpuntig van mat. zilver, waarop de achtpuntige, zwarte ster van Waldeck met een rood ankerkruis op wit medaillon; de gouden keerzijde draagt de inscriptie „Dem Verdienste”. Het lint is geel met rood-zwarte randen.

XLVI. Wurtemberg

Wurtembergsche Kroonorde, in 1818 ontstaan uit de vereeniging van den Gouden Adelaar (1702) met de Burgerlijke Orde van Verdiensten (1806) door koning Willem. Het kruis is achtpuntig, wit geëmailleerd, in de hoeken gouden leeuwen, het medaillon vertoont, in rooden rand met het devies „Furchtlos und trew”, een gekroonde F, de keerzijde alleen een kroon; de koninklijke kroon aan den bovenarm. Het lint is rood met zwart geboord. De zilveren ster heeft een medaillon waarin het kruis met kroon, omgeven door het devies. Frederiksorde, in 1830 ingesteld door koning Willem I. Het kruis is achtpuntig, wit geëmailleerd, in de hoeken gouden stralen; het medaillon bevat op gouden grond het beeld des konings, omgeven door de woorden „Friedrich, König von W.”, op blauw émail; de keerzijde bevat het devies „Gott und mein Recht” en de woorden „Dem Verdienste”.

Het lint, met een lauwerkrans aan het kruis verbonden, is blauw. De gouden ster heeft het zilveren kruis met borstbeeld en devies. Orde van Militaire Verdiensten, in 1799 ingesteld door Frederik I in plaats van de Militaire Orde van den H. Karel (1759, en in 1806 en 1818 veranderd). Het kruis is wit met lauwerkrans op het medaillon, waarom op blauw émail het devies „Furchtlos und trew”; de keerzijde draagt het naamcijfer K R; een ouderwetsche kroon aan den bovenarm. Het lint is donkerblauw.

De ster is een in goud gevat zilveren kruis met medaillon als boven. Olgaorde, in 1871 ingesteld door koning Karel.

XLVII. Zanzibar

Orde van de Ster, in 1875 ingesteld door sultan Bergasch-ben-Said. Het teeken is een tienpuntig, geknopt kruis, rood geëmailleerd met witte randen, in de hoeken is een lauwerkrans zichtbaar; op het roode medaillon, omgeven door een witten band, staat het naamcijfer des sultans; boven het geheel een lauwerkrans. Het lint is rood met witte randen. De zilveren ster heeft een zelfde medaillon.

XLVIII. Zweden en Noorwegen

Serafijnenorde, in 1334 en in 1748 hernieuwd door Frederik I. Het teeken is tegenwoordig een achtpuntig, geknopt kruis, met engelenkopjes in de hoeken; op de wit geëmailleerde armen een patriarchaal kruis; het witvormig blauwe medaillon bevat de letters I H S (Jesus Hominum. Salvator), de drie zweedsche kronen en een Christuskruis, aan de keerzijde het naamcijfer F R S; het geheel is gedekt met de koninklijke kroon. Het lint is blauw7. De zilveren ster is in vorm geheel gelijk aan het kruis; de keten bevat elf engelenkopjes en elf patriarchale kruisen. De orde bestaat uit 32 ridders, allen van den hoogsten adel.

Zivaard-orde, in 1523 ingesteld door Gustaaf I, in 1748 hernieuwd door Frederik I als militaire orde. Het teeken is een achtpuntig, geknopt kruis, wit geëmailleerd met kronen in de hoeken, waarboven twee gekruiste zwaarden, en een medaillon met drie kronen en een zwaard op blauw émail; aan de keerzijde een zwaard met krans en devies „Pro patria”; het geheel is gedekt door de kroon. Het lint is geel met blauwe randen. De zilveren ster is in vorm gelijk aan het kruis, maar zonder de zwaarden; de keten bestaat uit elf zwaarden en elf blauwe helmen op gouden schilden liggende. Orde van de Poolster, dagteekenend van ongeveer 1540, in 1748 hernieuwd door Frederik I. Het kruis is achtpuntig, geknopt, wit geëmailleerd, met kronen in de hoeken en heeft een blauw medaillon met de Poolster en het devies „Nescit oecasum” (d. i. zij kent geen ondergang), het geheel gedekt door de kroon.

Het lint is zwart. De zilveren ster bestaat uit een achtpuntig kruis, met stralen in de hoeken en een vijfpuntige ster in het midden; de gouden keten bestaat uit witte sterren en gekroonde dubbele naamcijfers F, in blauw émail. De koning mag de orde niet opheffen. Orde van Wasa, in 1772 ingesteld door Gustaaf III. Het kruis is achtpuntig, geknopt, in wit émail, met kronen in de hoeken; een medaillon met een korenschoof van goud op rood, en de woorden „Gusfaf den tredie instiftare MDCCLXXII”, het geheel gedekt door de kroon. Het lint is groen.

Ook deze orde mag niet worden opgeheven. Orde van den H. Olaf, in 1847 gesticht door Oscar I. Het kruis is achtpuntig, geknopt, in wit émail, in de hoeken de gekroonde letter O; in het medaillon de noordsche leeuw op rood émail; aan de keerzijde het devies „Red og Sandhed”; het geheel gedekt door de kroon; voor militaire verdiensten zijn onder de kroon nog twee zwaarden aangebracht. Het lint is rood met blauwen rand en witten zoom, de kleuren gescheiden door een witte streep. De zilveren ster draagt een zelfde kruis. Andere orden zijn voorts nog die van den Amaranth, in 1653 gesticht door Christina, die van Karel II en van Marie Eleonore, 1632.

XLIX. Zwitserland

Orde van den Beer, ingesteld in 1213 door keizer Frederik II. Tegenwoordig bezit Zwitserland geen ridderorden.

< >