Gepubliceerd op 17-02-2021

Hals

betekenis & definitie

Collum, bij menschen en dieren het lichaamsgedeelte dat het hoofd met den romp verbindt. De hals van den mensch is naar gelang van leeftijd, geslacht en algemeeneu lichaamsbouw zeer ongelijk; bij een gedrongen statuur is hij kort en dik, bij langen, mageren habitus daarentegen lang en dun.

De hals van den man is krachtiger, doch minder rond dan die der vrouw. Het achterste gedeelte van den hals heet nek (zie ald.). De hals van den mensch steunt op de zeven halswervels der wervelkolom (zie afbeelding bij Beenstelsel), welke het bovenste gedeelte van het ruggemerg omgeven en in het kanaal hunner dwarse uitsteeksels den beiden naar de hersenen gaande wervelslagaderen (arteriae vertebrales) doorgang verleenen. De vijf onderste halswervels zijn vrijwel gelijk aan de daaronder liggende wervels van de wervelkolom, zij zijn evenals deze door banden derwijze aan elkander bevestigd, dat zij slechts een geringe beweging naar voren en naar achteren alsmede een zijwaartsche draaiing veroorloven. De beide bovenste halswervels echter wijken in hun gedaante en bewegelijkheid aanmerkelijk van de overige wervels af. De bovenste, atlas of drager geheeten, wijl hij onmiddellijk het hoofd draagt, heeft den vorm van een ring, waarop het hoofd zoodanig is geplaatst, dat het een groote vrijheid van beweging naar voren en naar achteren heeft.

De atlas rust op den tweeden halswervel, den epistropheus of draaiwervel, en kan zich op deze ver zijdelings (om zijn as) bewegen. Deze beide bovenste halswervels (atlas en draaiwervel) maken tezamen alle bewegingen van het hoofd in zijn geheel mogelijk.Het buitenste gedeelte van den hals bestaat uit huidweefsel; dit is in het algemeen dun, zacht, aan de voorzijde zeer verschuifbaar en van een aantal dwarse plooien voorzien; hierdoor gapen overlangsche wonden dezer huid aanmerkelijk en laten bij ondoelmatige behandeling een breed litteeken achter. Verlies van huidzelfstandigheid, b.v. door verbrandingen, heeft vaak een belangrijke verkromming tengevolge, waarbij de kin neerdaalt naar het borstbeen. Onmiddellijk onder de huidlagen ligt de schildklier. In het midden tusschen de kin en het borstbeen, ter hoogte van den vierden en zesden ha’swervel, ligt het strottenhoofd, hetwelk vooral bij magere personen in het midden van den hals een sterk vooruitstekenden voorsprong vormt, den z.g. adamsappel (pomum Adami). Van het strottenhoofd loopt de luchtpijp naar beneden in de borstholte. Aan andere plaatsen loopen dicht onder de huid verschillende spieren (halsspieren), welke van het hoofd naar de borsten schouderbeenderen of naar de in het inwendige van den hals gelegen organen gaan; zoo bedekken de musculus sternohyoideus en de musc. sternothyreoideus gezamenlijk het strottenhoofd, de luchtpijp, de schildklier, den slokdarm en het onderste gedeelte der carotisslagader.

Verder bevat de hals den slokdarm met den tongwortel en het tongbeen, een menigte kleine spieren en banden, die tot beweging en bevestiging dienen, en een groot aantal lymphklieren van verschillende grootte, Tusschen al deze deelen door verloopen eenige groote bloedvaten, n.l. de beide (linker en rechter) halsslagaderen (carotiden) en de beide strotaderen (venae jugulares; zie plaat bij Bloedvaatstelsel), beide paren met velerlei vertakkingen; de carotiden voeren het bloed naar het hoofd toe, de venae jugulares leiden het weer daarvan weg; verder verloopen hier vele zenuwen, die, deels uit het halsgedeelte van het ruggemerg en uit de hersenen ontspringend, deels tot den sympathicus behoorend, zich in de verschillende organen vertakken. De zenuwen die uit het halsgedeelte van het ruggemerg ontspringen, zijn aan weerskanten van de halswervels acht in getal, van welke de vier bovenste zich tot de z.g. halsvlecht vereenigen en zich aan hoofd en hals verbreiden, terwijl de vier onderste met de eerste borstzenuwen de z.g. armvlecht (plexus brachialis) vormen en van deze vlecht uit den arm tot aan de vingertoppen toe met zwakkere en sterkere zenuwen verzorgen.

De ziekten die aan den hals voorkomen betreffen steeds de afzonderlijke deelen daarvan, de verschillende organen. Misvormingen van den hals ontstaan door verschillende gezwellen. De z.g. scheeve hals (torticollis) ontstaat door aangeboren verkorting of door kramp of verlamming van sommige halsspieren.

In de dierenwereld is de hals zeer verschillend ontwikkeld. Slangen, visschein en de meeste lagere dieren hebben geen hals, bij de meeste insecten is hij kort, bij de nog thans levende hagedisvormen zeer kort, daarentegen bij vele uitgestorven sauriërs en andere kruipdieren geweldig lang. Ook bij de vogels heeft de hals een zeer verschillende lengte; het aantal halswervels wisselt tusschen 9 (eenige roofvogels) en 24 (zwaan) en in deze komen zelfs individueele afwijkingen voor. Bij de zoogdieren bedraagt het aantal halswervels 7, hetzij de hals zeer kort is (muis) of zeer lang (giraffe); hierop komen slechts enkele uitzonderingen (waaronder eenige walvischachtigen) voor.