Gepubliceerd op 23-02-2021

Leiden

betekenis & definitie

gemeente in Z.-Holland, arrond. ’s Gravenhage, hoofdplaats van het kanton Leiden, personeele belasting 4de klasse; in het noordwesten begrensd door Ooegstgeest, in het noordoosten door Leiderdorp, in het zuidoosten, zuiden en zuidwesten door Voorschoten; is 19872 H.A. groot en bestaat uit de stad Leiden en een kleine uitgestrektheid grond aan de noordwestzijde daarvan. De grond, die door den Rijn wordt doorsneden, bestaat uit rivierklei.

De stad L., ofschoon verscheidene malen vergroot, is vrij regelmatig gebouwd. De Rijn komt de stad aan den' oostkant in twee armen binnen, die in het midden der stad samenvloeien en dan de westhelft der stad in twee nagenoeg gelijke deelen splitsen. Het westelijk deel van de vereenigde armen noemt men het Galgewater. Behalve den Rijn heeft L. vele grachten, waarvan het Rapenburg wel de mooiste is, verder nog de Steenschuur, de Heerengracht, de Mare, enz.Van de straten is de Breestraat, met hare verlengingen Hoogewoud en Noordeinde een der schoonste van het geheele land. Het groote plein, de Ruïne geheeten, deels tot exercitieveld gebezigd, deels tot wandeling aangelegd, is ontstaan door het ontploffen van een schip met kruit geladen in Jan. 1807, waardoor een schoon gedeelte der stad, het Rapenburg, instortte. Onder de kerken munt de Groote of Pieterskerk uit door haar bouwtrant; prachtig was eenmaal haar toren, die eeuwenlang voor een der schoonste van Europa gold, maar in 1512 instortte. Tot de andere merkwaardigheden behoort in de eerste plaats de universiteit genoemd te worden, wier glans eenmaal alle gelijksoortige inrichtingen der wereld overstraalde en ook nu nog haar ouden roem handhaaft. Deze hoogeschool, die 8 Febr. 1575 plechtig ingewijd werd, had eerst als zetel het Prinsenhof, een voormalig klooster, tot zij in 1581 het klooster der Witte nonnen verkreeg, hetwelk zij tot heden in gebruik heeft, doch dat eerst in 1616 ’t tegenwoordige aanzien verkreeg. De stichting van een nieuw academiegebouw is echter beraamd en als plaats daarvoor de zuidzijde van het Van-der-Werffs-park in bezit genomen. De wetenschappelijke hulpmiddelen zijn der beroemde inrichting waardig.

De bibliotheek is rijk, vooral in grieksche en oostersche handschriften. Niet minder verdient opmerking de plantentuin en de in 1860 gebouwde sterrenwacht. Het museum van natuurlijke historie is een der rijkste verzamelingen van dien aard in Europa. Vermelding verdienen nog het kabinet van natuurkunde, het kabinet van landbouw, het herbarium, het museum van oudheden, het munt- en penningkabinet en het physisch, pharmaceutisch, chemisch, physiologisch, zoötomisch, etnographisch en patologisch-anatomisch laboratorium, van 1857—70 gebouwd. In 1893 werd een nieuw museum voor mineralogie en geologie opgericht. De bibliotheek van Thijsius (genoemd naar den in 1653 overl. erflater Johannus Thijs) is vooral rijk aan rechtsgeleerde werken en vaderlandsche kronieken, en de bibliotheek van de in 1766 gestichte Maatschappij voor Nederlandsche Letterkunde eenig in werken van nederlandsche schrijvers.

L* bezit nog verscheidene andere inrichtingen van hooger en middelbaar onderwijs: een gymnasium, een gemeentelijke hoogere burgerschool met 5jarigen cursus, een muziekschool, een kweekschool voor zeevaart (gesticht in 1859) enz. De Rijksinstelling voor onderwijs in Ind. taal en volkenkunde is in 1891 opgeheven. Bezienswaardig is het in 1873 gestichte Stadsmuseum in de voormalige Kattenhal met vele schilderijen, oudheden, beelden, enz. Vermelding verdienen nog het gebouw der Maatschappij tot Nut van het Algemeen en de sociëteit Minerva, voltooid naar het ontwerp van prof. Gugel in 1875. L. ligt aan den spoorweg Amsterdam—Rotterdam, met welke beide handelssteden de stad ook nog door kanalen in verbinding staat.

Met Woerden is L. door een spoorlijn in verbinding, en met Haarlem en Katwijk-aan-Zee door een stoomtram. In vroegere eeuwen stonden te Leiden de weverijen, vooral van laken op een hoogen trap van bloei, zoodat in de 16de eni 17de eeuw het Leidsche laken als het beste der geheele wereld genoemd wordt. Langzamerhand gingen die voordeelen geheel verloren; eerst na 1813 kwam weder nieuw leven in het fabriekswezen en al staat dit ook niet op dezelfde hoogte als ten tijde van prins Maurits en Frederik Hendrik, het is er niettemin toch weder op vrij hoogen trap van bloei. Thans zijn er fabrieken van laken, dekens, sajet, garen, wol, katoen, leder, ijzerwerk, kaarsen, stoomwerktuigen en distelleerderijen. L. heeft belangrijke vee- en zuivelmarkten en sinds 1877 een duinwaterleiding; 53.600 inw.

De gemeente L. vormt een kiesdistrict voor de Staten-Generaal; huurkiezer is hier ieder die f 1.75 per week verwoont, loonkiezer ieder die een inkomen heeft van minstens f 450 per jaar.

Geschiedkundige herinneringen:

1203. Beleg van den burcht te Leiden, waarheen gravin Ada was gevlucht voor de aanhangers van haar oom Willem 1. 1266. Bevestiging der voorrechten van L. door graaf Floris V.
1420. Beleg van het door de Hoekschen bezette L. door Jan van Beieren.
1481. Komst van Maximiliaan van Oostenrijk. Verbeurdverklaring van het privilege omtrent de verkiezingen der stadsregeering.
1566. Beeldenstorm.
1573—74. Oct.—Maart. Beleg van L. door de Spanjaarden onder Valdez.
1574. Mei—Oct. Vernieuwd beleg door de Spanjaarden.
1574. 3 Oct. Leiden ontzet.
1587. Verijdelen der pogingen van Leicester om L. tot zijn inzichten te dwingen.
1672. Onlusten over de verheffing van prins Willem III.
1807. Springen van een schip met kruit, tengevolge waarvan het plein de Ruïne is ontstaan.
1813. Komst van den souvereinen vorst. 1836. Overstrooming door het water van het Haarlemmermeer.
1875. Feesten bij het 300-jarig bestaan der universiteit.