naam van meerdere spaansche vorsten Ferdinand I— V, dezelfden als F. I tot V van Castilië, zie boven.
Ferdinand VI, koning van Spanje, geb. 23 Sept. 1712, derde zoon van koning Philips V uit diens huwelijk met Maria Ludovica Gabrielle van Savoie, volgde 10 Aug. 1746 zijn vader op, liet zich echter weinig of niet met regeeringszaken in, en overl., in zijn geestvermogens gekrenkt, 10 Aug. 1759 in een klooster te Villaviciosa, zonder kinderen na te laten. Hij werd opgevolgd door zijn halfbroeder, Karel III.
Ferdinand VII, koning van Spanje, geb. 14 Oct. 1784, zoon van koning Karel IV en prinses Maria Louise van Parma, kreeg een gebrekkige opvoeding, huwde in 1801 met Antoinetta Therese, dochter van den lateren koning Ferdinand I der beide Siciliën, en werd reeds in 1806 weduwnaar; half zijns ondanks in een voornamelijk tegen den gehaten hertog van Alcudia gerichte samenzwering van eenige ontevreden grooten gewikkeld, werd hij in Oct. 1807 in het Escoriaal gevangen gezet en bij koninklijke boodschap voor een verrader verklaard. De algemeene verbittering tegen genoemden Alcudia leidde in Maart 1808 tot den opstand van Aranjuez, waarop de koning afstand deed van de kroon, die nu aan F. kwam; deze begaf zich onrr.iddellijk naar Bayonne, teneinde zich met Napoléon te verstaan en diens protectie in te roepen. Napoléon dwong hem echter eveneens afstand te doen (10 Mei), schonk hem een jaargeld van 600 000 francs, en hield hem op het kasteel Valen<;ay in halve gevangenschap; hij solliciteerde hier naar de hand van een van Napoléons nichten, deed al het mogelijke om bij den franschen keizer in de gunst te komen, deed den nieuwen koning van Spanje, Joseph Bonaparte, gelukwensehen toekomen, en vierde zelfs met vreugdevuren de overwinningen der Franschen op de Spanjaarden, die zich in een wanhopige worsteling voor zijn zaak opofferden. Eerst einde 1813 bood Napoléon hem herstel in zijn waardigheid aan en na een verdrag, waarbij F. Spanje’s belangen van de europeesche zaak losmaakte (zie Spanje, Geschiedenis), en zich alzoo tot onzijdigheid verbond, kon hij naar Spanje terugkeeren. Nog voor zijn aankomst in Madrid echter verklaarde hij de constitutie van 1812 vervallen, op grond dat zij de koninklijke macht te zeer beperkte. 14 Mei 1814 hield F. zijn intocht in Madrid en begon onmiddellijk met terechtstelling, lijfstraf, verbanning en konfiscatie elke vrijzinnige oppositie gewelddadig te onderdrukken, wat tot den opstand van 1820 leidde, door welke de weder-invoering der grondwet van 1812 verkregen werd, doch niet dan voor korten tijd, daar Frankrijks gewapende interventie reeds in 1823 herstel van het absolutisme in Spanje bewerkte. F., in 1816 hertrouwd met de tweede dochter van koning Johannes VI van Portugal, Maria Isabella (overl. 26 Dec. 1818), en in 1819 in den echt verbonden met prinses Josephe, dochter van prins Maximiliaan van Saksen, trad nog in hetzelfde jaar van den dood dezer laatste (overl. 17 Mei 1829) ten vierde male in het huwelijk, ditmaal met een dochter van koning Frans I der beide Siciliën, Maria Christina, die hem 10 Oct. 1830 de latere koningin Isabella II en 1832 de infante Louise Fernanda, de latere echtgenoote van den hertog van Montpensier, schonk; in 1830 hief hij, op aandringen zijner echtgenoote, de door de Bourbons in Spanje ingevoerde Salisehe wet op, en stelde daarvoor een zg. pragmatische sanctie in de plaats, krachtens welke zijn dochter Isabella, met voorbijgaan van zijn broeder don Carlos (zie ald.) erfgename der kroon werd, een stap, waarmede hij zijn land alle voorwaarden voor een algemeenen burgeroorlog naliet. Beurtelings door vrijzinnigen en reactionairen bedreigd en in het nauw gedreven, een speelbal der intriganten aan het hof, besluiteloos ronddobberend tusschen liberalisme en conservatisme, liet hij zich in 1832 op zijn ziekbed en in half bewusteloozen toestand door minister Calomarde), een karlistiseh ijveraar, overhalen tot de onderteekening van een dekreet, waarbij hij de pragmatische sanctie herriep; ternauwernood echter genezen verklaarde hij genoemd dekreet weer ongeldig. Hij overl. 29 Sept. 1833 en werd opgevolgd door zijn minderjarige dochter Isabella II.