Philippus, naam van een aantal vorstelijke personen, van wie de voornaamsten zijn:
1) P., graaf van Vlaanderen, prins van België, geb. 24 Maart 1837 te Laeken als tweede zoon van koning Leopold I van België, 25 April 1867 gehuwd met prinses Marie (geb. 17 Nov. 1845), de dochter van vorst Karl Anton van Hohenzollern-Sigmaringen, is belgisch luitenant-generaal en opperbevelhebber der cavalerie. Daar zijn broeder koning Leopold II geen mannelijke nakomelingen heeft, zijn P. en, na den dood van zijn oudsten zoon Boudewijn (geb. 3 Juni 1869, overl. 23 Jan. 1891), zijn tweede zoon Albert (geb. 8 April 1875) de vermoedelijke troonopvolger in België.
2) P. I, de Stoute, hertog van Bourgondië (1363—1404), geb. in Jan. 1342, de stichter van het jongere huis van Bourgondië, was de vierde zoon van koning Jan den Goeden van Frankrijk en kreeg den bijnaam van den Stouten (le Hardi), toen hij in den slag bij Maupertuis 1356, het leven van zijn vader beschermde. Daarbij viel hij met hem in handen der Engelschen en moest de gevangenschap van zijn vader deelen, totdat beiden in 1360 door den vrede van Bretigny in vrijheid werden gesteld. Jan verleende daarop aan zijn zoon Touraine en in 1363 ook Bourgondië en verhief hem tot eersten pair van Frankrijk. Hij huwde 1369 Margareta, de erfdochter van graaf Lodewijk III van Vlaanderen; na diens dood kon hij in 1384 het erfdeel van Margareta, de graafschappen Bourgondië, Vlaanderen, Artois, Nevers, met het hertogdom Bourgondië vereenigen. P. bevorderde den bloei van handel, nijverheid en kunsten; ten nadeele zijner landen evenwel liet hij zich in de partij- en familieoorlogen van Frankrijk wikkelen. Reeds 1380, bij den dood van Karel V, geraakte hij met zijn ouderen broeder, hertog Lodewijk van Anjou, in twist over het regentschap voor den minderjarigen Karel VI; eerst 1382, toen Anjou naar Napels trok, gelukte het P. zich van de heerschappij meester te maken. Nadat echter Karel VI in 1388 zelfstandig de regeering aanvaard had, moest P. voor zijn neef, den hertog van Orleans, wijken; toen Karel VI in 1392 krankzinnig werd, kwam P. weer aan het roer en sloot 1396 een wapenstilstand met Engeland. Hij overleed 27 April 1404 te Hall in Henegouwen.
3) P. II, de Goede, hertog van Bourgondië (1419—67), geb. 1396 te Dijon als eenige zoon van Jan zonder Vrees en Margareta van Beieren, maakte zich 1419 na den moord op zijn vader, met de hulp van koningin Isabeau, meester van de regeering in Frankrijk. Tegen groote beloften sloot hij 21 Mei 1420 het verdrag van Troyes met Engeland, waardoor Frankrijk aan het engelsche koningshuis zou komen, en erkende na den dood van Karel VI in 1421 den eenjarigen Hendrik VI van Engeland als koning van Frankrijk. Hij zette met de Engelschen den oorlog tegen Karel VII voort, doch trad later als bemiddelaar op en opende 1435 in Arras vredesonderhandelingen. Toen de Engelschen zijn voorstellen verwierpen, sloot hij 21 Sept. 1435 met Karel VII een afzonderlijken vrede, waarbij hij voor zich volkomen onafhankelijkheid alsmede Mâcon en. Auxerre verkreeg; in 1433 had hij Henegouwen en Holland aan zich gebracht; buitendien verwierf hij Namen, Brabant, Limburg en Luxemburg, zoodat zijn rijk zich van de Loire en Saône in het z. tot aan de Somme, Schelde en Maas in het n. uitstrekte. Onder zijn bestuur bloeiden handel, nijverheid, kunst en wetenschap in de bourgondische landen en vormden deze het middelpunt der beschaving in die eeuw. P. overleed 15 Juni 1467 te Brugge. Uit zijn derde huwelijk met Isabella van Portugal sproot zijn opvolger Karel de Stoute. Ter viering van zijn huwelijk met Isabella, stelde P. 10 Jan. 1429 de orde van het Gulden Vlies in.
4) P. van Zwaben, roomsch-duitsch koning (1198—1208), geb. omstreeks 1180, was de jongste zoon van keizer Frederik I. Zijn broeder Hendrik VI maakte hem 1195 tot hertog; van Tuscië (Toscane). Toen in Aug. 1196 zijn broeder Koenraad van Zwaben vermoord werd, ontving P. het openstaand hertogdom, waaruit hij 1197 optrok om Hendriks zoon, Frederik II, ter kroning naar Duitschland af te halen. In Toscane kreeg hij bericht van den dood zijns keizerlijken broeders en daar tegelijkertijd Italië tegen de Duitschers opstond, keerde P. zonder zijn neef naar Duitschland terug. 6 Maart 1198 werd hij nu zelf tot koning gekozen, maar de tegenstanders der Hohenstaufen stelden in Otto IV, den jongsten zoon van Hendrik den Leeuw, een mededinger tegen hem over. Doch Otto’s eigen broeder, Hendrik van Bronswijk liep tot P. over, en paus Innocentius III, die eerst tegen hem was, vond het in 1207 geraden, zich met P. te verzoenen en Otto tot afstand te bewegen. Wijl deze weigerde, moest 1208 een veldtocht tegen Brunswijk hem dwingen; maar 21 Juni werd P. te Bamberg door paltsgraaf Otto van Wittelsbach vermoord. P. bezat militaire hoedanigheden, doch wordt ook om zijn geleerdheid en mildheid geroemd. Daar hij wel vier dochters, maar geen zoons had, besloot nu ook de partij der Hohenstaufen, Otto te erkennen, die zich met. P.’s oudste dochter Beatrix verloofde.
5) P. I, koning van Frankrijk (1060—1108), zoon van Hendrik I, geb. 1052, werd 1059 bij het leven van zijn vader gekroond en besteeg 1060 onder voogdijschap van den voortreffelijken Boudewijn V van Vlaanderen den troon. Na Boudewijns dood 1067 aanvaardde de 15-jarige koning zelf de regeering, mengde zich in den oorlog, dien de zonen van Boudewijn V van Vlaanderen, Boudewijn en Robert, om de heerschappij voerden, doch werd door laatstgenoemde in Febr. 1071 bij Cassel verslagen. Ook den opstand van den engelschen prins Robert tegen diens vader Willem den Veroveraar ondersteunde hij, waarom Willem in 1087 een rooftocht naar Frankrijk ondernam. P. had door zijn traagheid en slapheid de liefde zijner onderdanen reeds lang verspeeld; hij werd hun echter totaal verachtelijk toen hij 1092 zijn huwelijk met Bertha van Vlaanderen ontbond en met de ontvoerde echtgenoote van graaf Fulco van Anjou, Bertrade, in het huwelijk trad. Hij werd deswege herhaaldelijk met den ban geslagen, 1105 na den dood van Bertha wel is waar vrijgesproken, maar moest toch zijn zoon Lodewijk (VI) tot medebestuurder aannemen. Hij overleed 29 Juli 1108.
6) P. II, August, koning van Frankrijk (1180 —1223), zoon van Lodewijk VII en Adèle van Champagne, geb. 21 Aug. (vandaar zijn bijnaam) 1165, besteeg 1180 den troon en regeerde van den beginne af met krachtige hand. Hij was een bezadigd staatsman en degelijk veldheer. De oproerige vazallen werden ten onder gebracht en moesten in den vrede van Senlis 1182 de graafschappen Amiens en Clermont, de heerlijkheid Coucy en het zuiden van Vlaanderen aan de kroon overlaten. Evenzoo maakte P. gebruik van de twisten tusschen Hendrik II van Engeland en diens zonen, om eerstgenoemde in 1187 tot afstand van verschillende stukken engelsch, in Frankrijk gelegen gebied te dwingen. Na het bijleggen van hun twisten vereenigden P. en Hendrik II van Engeland zich tot een kruistocht, die echter eerst onder Richard Leeuwenhart in 1190 tot stand kwam. Oneenigheid met Richard en ziekte bewogen P., in 1191 naar Frankrijk terug te koeren. Nadat Jan zonder Land in 1199 den engelschen troon bestegen had, ondersteunde P. de aanspraken, die daarop gemaakt werden door den jongen hertog van Bretagne, die echter in 1202 door Jan vermoord werd. P. riep den moordenaar als fransch - vazal ter verantwoording, verklaarde hem, toen hij niet verscheen, van alle leenen vervallen en veroverde tot 1204 geheel Normandie, Anjou, Maine, Touraine en Poitou. Toen 1214 keizer Otto IV en de graaf van Vlaanderen als bondgenooten van Jan, Frankrijk binnendrongen, versloeg P. hen 27 Juli bij Bouvines in een bloedigen slag. Het kroongebied werd door P. bijna verdubbeld door onttrekking en verovering en ond. afzetbare ambtenaren georganiseerd. Hij vaardigde goede wetten uit, bevorderde den bloei der stedelijke vrijheid, regelde de rechtspraak enz. Hij overleed 14 Juli 1223 te .Nantes.
7) P. III, de Stoute, koning van Frankrijk (1270—85), geb. 3 April 1245, vergezelde zijn vader Lodewijk IX op diens tocht naar Tunis en volgde hem, toen hij aldaar 25 Aug. 1270 overleden was, in de regeering op. Ook onder hem werd het onmiddellijk gebied der kroon uitgebreid, daar hij 1271 van zijn kinderloozen oom Alfonsus, graaf van Poitou en Toulouse, bijna geheel Languedoc erfde en den kroonprins Philips (den Schoonen) in 1284 met Johanna, de erfgename van Navarra en Champagne, in den echt verbond. Als bondgenoot van Karel I van Anjou, zijn oom, rukte hij tegen diens vijand Peter van Aragon op, nam ook Girona, doch kon verder niets uitrichten en overleed op den teruchtocht 5 Oct. 1285 te Perpignan.
8) P. IV, de Schoone (Ie Bel), koning van Frankrijk (1285—1314), geb. 1268 te Fontainebleau, zoon van den vorige, volgde 1285 zijn vader op. Hij was een uiterst bekwaam vorst, die in den geest van het moderne absolutisme regeerde. Onder willekeurige voorwendsels ontnam hij zijn leenman koning Eduard I van Engeland het landschap Guyenne en viel .1297 in het met Engeland verbonden Vlaanderen. Nadat hij graaf Guido gevangen had genomen, vereenigde hij Vlaanderen met de kroon; doch de gestrengheid van zijn stadhouder Chatillon, bracht de Vlamingen in 1302 tot opstand en zijn leger leed 11 Juli 1302 bij Kortrijk een geweldige nederlaag, zoodat hij in den vrede van 1305 het grootste gedeelte van Vlaanderen moest teruggeven. In zijn geldgebrek zocht hij door allerlei middelen te voorzien, o. m. door het slaan van slechte munten, door het berooven en verdrijven der Joden en het invoeren van een geregelde belasting. Deze verdrukkingen troffen ook de geestelijkheid, waarom paus Bonifacius VIII hem met den ban bedreigde; hieruit ontstond een verbitterde strijd van den koning tegen den paus, dien hij ten slotte te Anagni liet oplichten en gevangen zetten. Doch reeds in 1303 herstelde Bonifacius’ opvolger Benedictus IX de eenheid met Frankrijk; na diens dood verhief P. in 1305 den aartsbisschop van Bordeaux, Bertrand de Got, als Clemens V op den pauselijken stoel, verplaatste echter tegelijk de residentie des pausen naar Avignon, en verplichtte hem, de hand te bieden tot opheffing van de orde der Tempeliers (zie ald.). P. maakte zich ook van de van het duitsche rijk afhankelijke steden Lyon en Valenciennes meester. Hij vestigde in Frankrijk het bureaucratisch bestuur en bestreed met gevolg den invloed van adel en geestelijkheid. Hij overleed 29 Nov. 1314 te Fontainebleau, en liet drie zoons na, die hem achtereenvolgens op den troon opvolgden: Lodewijk X, Philips V en Karel IV.
9) P. V, de Lange, koning van Frankrijk (1316—22), geb. 1293 als tweede zoon van Philips IV den Schoonen, volgde zijn broeder Lodewijk X in 1316 op. Hij gedroeg zich als degelijk regeerder en steunde vooral op den derden stand tegenover de groote vazallen. Met Vlaanderen sloot P. in 1320 vrede; overigens kon hij naar buiten niet optreden, daar hij reeds 3 Jan. 1322 overleed. Daar hij bij zijn gemalin Johanna van Bourgondië geen mannelijken erfgenaam had, werd hij door zijn laatsten broeder Karel IV opgevolgd.
10) P. VI van Valois, bijgenaamd le Bienfortuné, koning van Frankrijk (1328—50), de eerste koning uit het huis Valois, werd 1293 geb. als zoon van Karel van Valois, den broeder van Philips IV. Als laatste mannelijke aanverwant deed hij 'na den dood van Karel IV, die slechts een dochter had nagelaten, zijn aanspraken op den troon gelden en werd in Maart 1328 te Reims gekroond. Aanstonds trok hij op tegen de vlaamsche steden, die hun graaf Lodewijk verdreven hadden, en versloeg ze 1328 bij Cassel. Weldra echter brak de groote oorlog met Engeland uit; toen P. 1333 den schotschen kroonpretendent Robert Bruce ondersteunde, trad Eduard III van Engeland, als zoon der zuster van Karel VI, als fransch pretendent op. Ondanks de bemiddeling van paus Benedictus XII (1336) viel P. in Guyenne en begon 1337 den honderdjarigen oorlog. Om den overtocht der Engelschen te belemmeren, zond hij 1340 een sterke vloot naar het Kanaal, die echter 23 Juni op de hoogte van Sluis door Eduard vernietigd werd. Ondanks een in het najaar gesloten wapenstilstand duurden de vijandelijkheden voort, om de opvolging in het hertogdom Bretagne; 26 Aug. 1346 kwam het tot een slag bij Crécy-en-Ponthieu (zie ald.), waar het fransche leger een ontzettende nederlaag leed. Ook de binnenlandsche regeering van P. was evenmin gelukkig; de oorlog en de zwarte dood ontvolkten het land, dat door het weelderige leven van het hof en de oorlogsbelastingen werd nitgezogen. Montpellier, Anjon, Maine, Brie en Champagne werden door P. met de kroon vereenigd; Navarra gaf hij aan Johanna, de dochter van Lodewjjk X, terug. Hij overleed 23 Aug. 1350 en werd opgevolgd door Jan den Goeden (zie Jan, nr. 12), oudsten zoon bij zijn gemalin Johanna van Bourgondië; in tweeden echt was hjj sedert 1349 met Blanca van Navarra gehuwd.
11) P. de Grootmoedige, landgraaf van Hessen (1509—67), geb. 13 Nov. 1504, volgde zijn vader, landgraaf. Willem II, 11 Juli 1509 op onder voogdijschap zijner moeder Anna van Mecklenburg, aanvaardde 1518 zelfstandig de regeering en huwde 11 Dec. 1523 met Christina, dochter van George van Saksen., Ter onderdrukking van den Boerenoorlog trok hij persoonlijk te velde. Hij was een der ijverigste aanhangers van de beweging voor kerkelijke hervorming en de meest verlichte onder de vorsten van zijn tijd. In 1526 voerde hij de Hervorming in zijn land in en stichtte 1527 de eerste evangelische universiteit te Marburg. Hij sloot mede het Smalkaldisch verbond, waarvan hij het meest energieke hoofd was, en herstelde 1534 hertog Ulrich van Wurttemberg weer in diens staten. Tot de ontwikkeling van het protestantisme in Duitschland heeft P. zeer veel bijgedragen. Vertrouwend op de verzekeringen van zijn schoonzoon Maurits van Saksen, onderwierp hij zich 1547 te Halle aan keizer Karel V, die hem echter in hechtenis liet nemen, totdat Maurits door het verdrag van Passau, 3 Sept. 1552, zijn vrijlating afdwong. Na zijn terugkeer zond P. hulptroepen aan de fransche Hugenooten. Vóór zijn dood, die 31 Maart 1567 plaats vond, verdeelde hij zijn landen onder zijn vier zoons (zie' Hessen, p. 4047). Met goedvinden zijner gemalin Christina (overl. 15 April 1549) en met toestemming van Luther en Melanchthon had hij zich 4 Maart 1540 daarenboven nog in den echt doen verbinden met Margareta v. d. Saai, die hem zes zonen (graven van Dietz geheeten) en een dochter schonk en 6 Juli 1566 overleed.
12) P. August Friedrich, landgraaf van Hessen-Homburg, zoon van Frederik V, geb. 11 Maart 1779 te Homburg, onderscheidde zich 1813 als luitenant-veldmaarschalk in oostenrijkschen dienst en voerde in 1814 het 6de legerkorps der verbondenen tot Lyon. Sedert 1832 generaal-veldtuigmeester, kreeg hij 19 Jan. 1839 door den dood van zijn broeder Lodewijk de regeering van het landgraafschap Hessen-Homburg, welke hij in Juli aanvaardde. P. overleed 15 Dec. 1846.
13) P. I van Heinsberg, aartsbisschop van Keulen (1167—91), werd proost te Luik, later deken te Keulen, welk diocees hij tijdens de afwezigheid van aartsbisschop Reinald met kracht en bekwaamheid bestuurde. Hij werd einde 1166 tot rijkskanselier benoemd en na Reinalds dood (1167) tot aartsbisschop van Keulen gekozen. Als zoodanig werd hij voor verschillende diplomatieke zendingen gebezigd; hij keerde zich 1178—79 krachtdadig tegen Hendrik den Leeuw, die zijn macht ook over het aartsbisdom zocht uit te strekken. Na Hendriks val kreeg P. 1180 ook de hertogelijke macht in Westfalen. Langzamerhand geraakte hij echter met den keizer in onmin en werd daarop een der ijverigste voorvechters van het pausdom in den strijd tusschen Frederik I en Urbanus III, die hem 1186 tot pauselijk legaat en plaatsbekleeder voor geheel Duitschland benoemde. In Noord-Duitschland schiep P. een machtig verbond van wereldlijke en geestelijke vorsten tegen den keizer, verzoende zich met Hendrik den Leeuw en boog eerst na den dood van Urbanus III voor de dreigende macht van den keizer. P. nam in den winter van 1189 wederom deel aan den veldtocht, tegen Hendrik den Leeuw en voerde 1190 het leger van koning Hendrik VI naar Italië, waar hij 13 Aug. 1191 aan de pest overleed.
14) P., hertogen van Orleans, zie Orleans.
15) P. I de Schoone, koning van Spanje, de eenige zoon van keizer Maximiliaan I en Maria van Bourgondië, de dochter en erfgenaam van Karel den Stouten, geb. 22 Juli 1478, werd door Maximiliaan in 1494 tot regent der bourgondische landen benoemd en resideerde als zoodanig te Brussel. Bij het vooruitzicht op de opvolging in de overige habsburgsche landen en in het keizerschap, kwam weldra ook het vooruitzicht op de opvolging in Spanje, daar hij 21 Oct. 1496 de hand had verworven van Johanna, die de erfgename werd van Ferdinand II den Katholieken van Aragon en Isabella van Castilië; P. overleed echter reeds. 25 Sept. 1506 en Johanna werd waanzinnig. Uit hun huwelijk waren twee zoons, de keizers Karel V en Ferdinand I, en vier dochters geboren.
16) P. II, koning van Spanje (1555—98), zoon van keizer Karel V en Isabella van Portugal, het wereldlijke hoofd der europeesche tegenreformatie, was 21 Mei 1527 te Valladolid geboren. Reeds vroegtijdig kreeg zijn karakter de onbuigzaamheid, die zjjn later leven kenmerkte. Op 16-jarigen leeftijd met Maria van Portugal, vervolgens 1554 met Maria I van Engeland gehuwd, vereenigde P. het belangrijkste deel der bourgondisch-habsburgsche macht met de spaansche monarchie. In Duitschland werd hij wel niet tot keizer gekozen, en ook de invloed op Engeland ging reeds met den dood van Maria (1558) verloren; maar toch was de macht, welke de afstand van Karel V den jongen koning 1555 in handen gaf, groot genoeg om het overwicht in Europa te behouden. De schoonste en rijkste landen, de geoefendste legers, de beste veldheeren van dien tijd stonden P. ten dienste. Nadat de eerste oorlog met Frankrijk 1556—59 door den vrede van Cateau-Cambrésis met het herstel van den vroegeren staat van bezit was geëindigd, ontwikkelde zich het systeem van P. op de eerste plaats tegenover de Nederlanden. Aan deze zelfstandige landen moest de eenheid der spaansche kabinetsregeering en de eenheid van het katholieke geloof worden opgedrongen (zie Nederland, geschiedenis). Na de Unie van Utrecht (1579) was de afval der Nederlanden evenwel beslist. Gelukkiger daarentegen was P. in zijn oorlogen tegen de Turken, die door zijn halfbroeder Juan van Oostenrijk in 1571 bij Lepanto verslagen werden. Ook gelukte het hem, bij den dood van koning Sebastiaan van Portugal zijn aanspraken te doen gelden en 1581 Portugal met zjjn kroon te vereenigen. Het hatelijkst onder zijn tegenstanders leek hem Elisabeth van Engeland, tegen wie hij in 1588 een geweldige vloot, de Armada, uitrustte; doch deze werd door storm vernietigd en de Engelschen wreekten zich door welgeslaagde aanvallen op den zeehandel en de koloniën van Spanje. Niet gelukkiger waren de pogingen van P. om in Frankrijk de verheffing van Hendrik IV te beletten en in verbond met de Guise’s en de kath. Ligue zijn eigen dynastie den weg te banen. Ondertusschen kwijnde P. weg, totdat hij IS Sept. 1598 overleed. Hij liet de financiën in ontredderden toestand na, handel, scheepvaart en nijverheid verwoest; onmetelijke sommen had hij verspild aan den bouw van het Escoriaal. P. was viermaal gehuwd; uit het eerste huwelijk was de infant Don Carlos (zie ald.) geboren. Het huwelijk met Maria van Engeland bleef kinderloos. Ten derden male huwde de koning met Elizabeth, de dochter van Hendrik II van Frankrijk, die hem de infante Clara Eugenia schonk, doch reeds 1568 overleed. Zijn vierde gemalin Anna, dochter van keizer Maximiliaan II, schonk hem Philips III, zijn opvolger.
17) P. III, koning van Spanje (1598—1621), zoon van den vorige, geb. 14 April 1578, slecht opgevoed en tengevolge der achterdochtige onderdrukking door zijn vader in zijn wilskracht verlamd, aanvaardde 1598 de regeering over den totaal uitgeputten staat, liet haar echter bijna geheel over aan zijn minister, den hertog van Lerma, en later, toen Lerma wegens den algemeenen afkeer van het volk in 1618 in ongenade was gevallen, aan diens zoon, den hertog van Uzeda. Hij sloot met de Nederlanden 1609 een wapenstilstand en beëindigde den duren oorlog aldaar, maar bevorderde door de totale uitdrijving der Morisco’s, 800.000 in getal, bevolen bij edict van. 22 Sept. 1609, nog de ontvolking van Spanje en liet bij zijn dood, 31 Maart 1621, de financiën, in grenzenlooze verwarring achter. P. was gehuwd met Margareta, een zuster van keizer Ferdinand II.
18) P. IV, koning van Spanje (1621—65), zoon van den vorige, geb. 8 April 1605, kwam 1621 aan de regeering, was echter een willoos werktuig in de handen van zijn gunsteling, den hertog van Olivarez (zie ald.), aan. wien hij haar sedert 1623 geheel overliet. Portugal scheurde zich 1640 weer van Spanje los, in den vrede van Munster 1648 kregen de Nederlanden voor goed hun onafhankelijkheid en in den vrede der Pyreneeën, die 1659 aan den langdurigen oorlog met Frankrijk een eind maakte, leed Spanje eveneens aanzienlijke verliezen. P. overleed 17 Sept. 1665. Hij was tweemaal gehuwd: 1) met Isabella (overleden. 1644), zuster van Lodewijk XIII van Frankrijk, die hem twee dochters schonk: Maria Theresia, gemalin van Lodewijk XIV, en Margareta Theresia, gemalin van keizer Leopold I; 2) met Maria Anna, dochter van keizer Ferdinand III, bij wie hij een zoon, Karel II, had, met wien de spaansche linie van het huis. Habsburg in 1700 uitstierf.
19) P. V, koning van Spanje (1701—46), hertog van Anjou, kleinzoon van koning Lodewijk XIV van Frankrijk, tweede zoon van den dauphin Lodewijk, geb. 19 Dec. 1683 te Versailles, werd door koning Karel II van Spanje in 1700 tot erfgenaam van alle spaansche rijken benoemd en besteeg na diens dood, 1 Nov. 1700, den spaanschen troon, dien hij in den spaanschen successie-oorlog tegen Oostenrijks aanspraken verdedigde; hij deed in April '1701 zijn intocht in Madrid, werd als koning erkend, en wist zich met fransche hulp te handhaven. Hij zelf was als vorst onbeduidend, maar in zijn plaats regeerden met goed gevolg de opperhofmeesteres vorstin Orsini en haar helper, de markies van Orry. In den vrede van Utrecht (1713) moest P. afzien van de nederlandsche en italiaansche bezittingen van Spanje. Na den dood zijner eerste gemalin, Maria Louise van Savoye, huwde hij 1714 met Elizabeth van Parma (zie ald.). Het plan, om door het huwelijk van den infant Karel met Maria Theresia de erfenis der duitsche Habsburgers te verwerven, mislukte. Alsnu gaf P. zich geheel over aan zijn natuurlijke traagheid, deed 16 Jan. 1724 afstand ten. gunste van zijn zoon Lodewijk en trok zich te San Ildefonso terug, aanvaardde echter na. Lodewjjks spoedig gevolgden dood in Aug. weder de kroon, waarop hij onder den invloed zijner gemalin en van den avonturier Kipperda regeerde en tegen afstand van Parma en Piacenza aan zijn zoon Karel in 1731 de Pragmatieke sanctie erkende. In den poolschen successie-oorlog (1733) echter zond hij weer 30.000 man naar Italië, waardoor de kroon van Napels en Sicilië voor den infant Karel veroverd werd. P. overleed 9 Juli 1746 en werd opgevolgd door Ferdinand VI, zijn zoon uit het eerste huwelijk.