Gepubliceerd op 06-12-2018

ZICHTBAAR

betekenis & definitie

ZICHTBAAR, bn. bw. (-der, -st), gezien kunnende worden, waarneembaar door de oogen : de lucht is niet zichtbaar; zonder licht is niets zichtbaar; de zonsverduistering is in ons land zichtbaar; de infusoriën zijn nauwelijks zichtbaar; (mijnb.) die ader bevat zichtbaar goud;

— (fig.) helder, duidelijk, klaar, blijkbaar; een goed zichtbaar verschil; dat bedrog is zichtbaar; de zichtbare kerk, de door gemeenschappelijken godsdienst verbonden geloovigen; hij is zichtbaar verouderd. ZICHTBAARHEID, v. eigenschap van hetgeen gezien kan worden; (fig.) blijkbaarheid.