ZEESLAG, m. (-en), gevecht op zee ;
...SLAK, v. (-ken), eene soort van in zee levende slak ;
...SLANG, v. (-en), eene familie van slangen die zich in de keerkringsstreken gewoonlijk in volle zee ophouden en wier venijn even krachtig is als dat van vele landslangen (hydrophiinae), een visch die tot de alen behoort;
...SLOT, o. (-en), zeekasteel;
...SLUIS, v. (...zen), sluis aan zee;
...SMAAK, m. smaak van zeewater;
...SNIP, v. (-pen), (nat. hist.) eene soort van zwaardvisch met snippebek;
...SNOEK, m. (-en), eene soort van visch (labrax lupus);
...SOLDAAT, m. (...daten), soldaat die op een oorlogsschip dient, marinier;
...SPERGE, v. (plantk.);
...SPIEGEL, m. (-s), de oppervlakte der zee;
— zeeboek, zie aldaar:
...SPIN, v. (-nen), eene orde der spinachtige dieren die den overgang vormen tot de schaaldieren (pygnogonidae), kleine dieren die zich aan schelpdieren en visschen vasthechten en hun het bloed afzuigen;
...SPOOK, o. (...spoken), zeegedrocht.