venijn
venijn - Zelfstandignaamwoord 1. kwaadaardigheid, laster, vergift, moeilijkheid ♢ Het venijn zit hem in de details. ♢ In dit boek zat veel venijn naar de vorige regering.
Wiktionary (2019)
venijn - Zelfstandignaamwoord 1. kwaadaardigheid, laster, vergift, moeilijkheid ♢ Het venijn zit hem in de details. ♢ In dit boek zat veel venijn naar de vorige regering.
Van Dale Uitgevers (1950)
o., 1. gif, vergif; 2. (fig.) zedelijk vergif, wat de betrekkingen der mensen vergiftigt, bederft: boosaardigheid: (spr.) geen erger venijn dan kwade, tongen: zijn venijn op iem. uitbraken, hem belasteren.
Jozef Verschueren (1930)
(və’nijn) o. [Fr. < Lat. venenum, liefdedrank, ~ Venus] 1, Eig. (ver)gif, smetstof. 2. Metf. lastertaal) : zijn op iemand uitbraken; geen erger dan kwade tongen.
Dr. Ch. Bles (1929)
noemt men een stof, die alleen giftig werkt, wanneer zij in de bloedbaan gebracht wordt, doch onschadelijk is in het darmkanaal. Deze stoffen worden door dieren gevormd.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: