Gepubliceerd op 02-12-2018

Tuimelaar

betekenis & definitie

Tuimelaar - m. (-s), iem. die-, iets dat tuimelt; (in oliemolens) stuk hout aan het schelrad dat bij den vijftigsten slag van de hei omtuimelt en de schel in beweging brengt;

— (deel van een slot) ijzer dat aan de kruk verbonden is waardoor de schoot bij het draaien van de kruk uit- of ingaat;
— (deel van een geweer) verbindingsstuk tusschen den haan en de slotplaat;
— eertijds zeker oorlogstuig, blijde;
— een glas met zulk een ronden voet dat het niet staan kan;
— soort van duif die zich onder allerlei buitelingen van eene groote hoogte laat vallen tot soms dicht bij den grond ;
— eene soort van snip (totanus calidris);
— eene ruim 4 M. lange soort van dolfijnen in den Atlantischen Oceaan (delphinus tursio);
— (gew.) eene soort van masteleinbrood. TUIMELAARTJE, o. (-s).

< >