Wat is de betekenis van tuimelaar?

2024-04-28
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

tuimelaar

Het begrip tuimelaar heeft 6 verschillende betekenissen: 1) dolfijnensoort. bekende, grijskleurige dolfijn met een spitse snuit die mooie sprongen uit het water kan maken en daarom niet alleen in het wild voorkomt, maar ook in dolfinaria te bewonderen is; tuimelaardolfijn. 2) sierduivenras nonduif. geliefde en veelvuldig gefokte sier...

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

tuimelaar

1) (1700) (euf. of sch.) mannelijk geslachtsdeel. • De Wijn die de grootste kragt heeft om Venus te doen stercken met Sporen, dee mijn tong de soete Musieck singen, mijn vinger de vryheyd tot hem nemende om een der soetste Juffers te drucken op haeren Boesem, mit sprong het Tuymelaertje in sijn Element, en rijd met een draf na 't allersoetste...

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tuimelaar

tuimelaar - Zelfstandignaamwoord 1. (dierkunde) Tursiops truncatus, dolfijnsoort met robuust gestroomlijnd lichaam 2. (speelgoed) zich vanzelf weer oprichtend stuk kinderspeelgoed Woordherkomst Naamwoord van handeling van tuimelen met het achtervoegsel -aar Verwante begrippen dolfijn, walvis

2024-04-28
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

tuimelaar

Achttiende-eeuws eufemisme voor het mannelijk lid. Het WNT citeert ‘Het wonderlijck en niet min kluchtig leven van kleyn Kobisje, allias koning sonder onderzaten’ (1700).

2024-04-28
Molenwoordenboek

B.D. Poppen (2000)

Tuimelaar

Hefboom aan een zelfzwichtende wiek.

2024-04-28
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

tuimelaar

tuimelaar - Die delen van wapensloten die de hamer met een niet of half overgehaalde haan vastzetten, totdat deze wordt losgelaten door de trekker.

2024-04-28
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

tuimelaar

Het buitelen; buiteling (inz. bij het kopje duikelen); vooral in de verb. een tuimelaar maken, uitvoeren; - ook: (onvrijwillige) buitelende val. De pop werd in de hoogte geslingerd en kwam na het maken van de grilligste tuimelaren in het laken of op de straatsteenen terecht, VAN LOOY 1945, 101. En Lowietje met zijn tuimelaar. Hij mist zijn...

2024-04-28
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Tuimelaar

Johanna; geb. Haarlem ca. 1762, overl. Amsterdam 24 maart 1832. Woonde en werkte in Amsterdam van vóór 1815. Was gehuwd met Cornelis van der Aa, die in 1815 aldaar overleed. Schilderes (meestal in waterverf) van stillevens. Zij noemde zich: mevr. de wed. C. van der Aa-geb. Tuimelaar.Tentoonstellingen Amsterdam 1824 en 1826 en Den H...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

tuimelaar

tuimelaar - penis; eig. ‘iets dat op-en-neer-gaat’. De wijn ... dee ... mijn vinger de vryheyd tot hem nemende om een der soetste Juffers te drucken op haeren Boesem, mit sprong het Tuymelaertje in sijn Element, en rijd met een draf na 't allersoetste soet, Lev. v. KL Kobisje 34 [1700].