Gepubliceerd op 06-12-2018

SNAPPEN

betekenis & definitie

SNAPPEN - (snapte, heeft en is gesnapt), snel den mond open- en dichtdoen, happen: de hond snapte naar ’t brood, dat men hem toewierp; de kikker snapte naar de vliegjes;

— babbelen, praten: zij doet niets dan snappen;
— snel verspringen, dichtslaan: het slot snapte dicht; de haan van het geweer snapte uit de rust;
— (Zuidn.) haastig grijpen : snappen naar iets, dat valt;
— vatten, grijpen, pakken : zij hebben hem gesnapt, in hechtenis genomen;
— begrijpen : ik snap er niets van.