Wat is de betekenis van snappen?

2024-04-23
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

snappen

(2015) (< Eng. to snap) (jeugd) het sturen van berichten via de app. Snapchat. • `Er wordt absoluut gesnapchat in het uitgaan,' vertelt Thomas Smolders (23), blogger en auteur van het artikel `Waarom je moeder niet op Snapchat zit (en je zusje wel)', gepubliceerd op het Nederlandse digitale nieuwsplatform De Correspondent. `Laatst stond ik...

2024-04-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

snappen

snappen - regelmatig werkwoord uitspraak: snap-pen 1. het kunnen volgen met je verstand ♢ ik snap niet wat je zegt Regelmatig werkwoord: snap-pen ik snap jij/u snapt ...

2024-04-23
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

snappen

zie happen.

2024-04-23
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

snappen

Bits of vinnig antwoorden, snauwen. „Ik wist niet waar dat m’n kop stond”, zegt Melle. „Dat wist ge gisteren avond ook niet”, zegt Broos. „Ik had het pertang getast”, snapt Melle weerom, CLAES 1933, 39. „Ik word toch ook niet koleirig als gij aan mijn babbeleers zit,” zei ik. „Da’s...

2024-04-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Snappen

v.; (begrijpen), snappe, fetsje, bigripe, foar ’t forstân krije; (vangen) snappe, snippe, pikke; (praten), snappe, snakke, bekje, bletterje.

2024-04-23
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SNAPPEN

(snapte, heeft en is gesnapt), 1. happen: de hond snapte naar 't brood, dat men hem toewierp ; de kikker snapte naar de vliegjes; 2. (Zuidn.) haastig grijpen : {naar) iets snappen dat valt; 3. juist op tijd ontmoeten of bereiken: ik kon nog net de trein snappen : 4. betrappen; 5. vatten, grijpen, pakken: zij hebben hem gesnapt, in hechtenis...

2024-04-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

snappen

snapte, h. gesnapt (1 happen naar; snel vatten, grijpen, wagen; 2 fig. begrijpen; 3 babbelen): 1. de zwaluw snapt naar een vlieg; poes zal de muis wel snappen; die oplichter is eindelijk gesnapt; 2. nu eerst snap ik het; snap je de mop? 3. ze werken niet, ze snappen.

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

snappen

('snappən) (snapte, gesnapt) I. (heeft) 1. snel de mond open- en dichtdoen, happen : de hond snapte naar het brood. 2. aanhoudend spreken zonder er veel bij te denken : wat kan dat kind -! Syn. → babbelen. 3. snel grijpen, vatten : de oplichter is gesnapt. 4. begrijpen : hij snapt er niets van. II. (is) (dicht-) slaan : het slot snapt...