SMOKEN - (smookte, heeft gesmookt), rooken; zij zaten den geheelen avond te smoken, veel te rooken;
— het smookt hier geweldig, er slaat veel rook uit den schoorsteen. SMOKING, v. het smoken, gesmook.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: