GEWELDIG, bn. bw. (-er, -st), (van vorsten, staten, regeeringen) machtig een geweldig honing;
— sterk, krachtig Nimrod was een geweldig jager;
— hevig, heftig, onstuimig: de schok was geweldig; geweldige slagen, eene geweldige veete, eene heftige vijandschap;
— geraas makende: een geweldige stormwind;
— gewelddadig: geweldige maatregelen;
— groot, sterk, verbazend met geweldige inspanning; eene geweldige som; wat kreeg zij eene geweldige kleur !; (Zuidn.) geweldige planten;
— bw. hevig, met kracht en geweld de ziekte woedde geweldig;
— in hooge mate zij is geweldig slordig; hij verveelt mij geweldig;
— (als uitroep) geweldig!, wel verbazend !