SCHREDE - v. (-n), stap, tred; met rassche schreden gaan, komen, aankomen, naderen;
— afstand van eene schrede : hij woont hier slechts een paar schreden vandaan ; (ook fig.) stap, daad, gedrag: let op al uwe schreden, gedragingen. SCHREETJE, o. (-s), kleine schrede.