Gepubliceerd op 24-02-2020

Paar

betekenis & definitie

Het begrip paar heeft 2 verschillende betekenissen:

1. paar - paar - o. (paren), tweetal bij elkander behoorende zaken, die samen eene eenheid vormen: een paar schoenen, kousen;
— tweetal lichaamsdeelen, die aan een normaal ontwikkeld lichaam voorkomen : een paar ooren, oogen, armen, handen enz.;
— ik héb nog een goed paar handen, beenen, ik kan nog flink werken, loopen;
— twee bij elkander behoorende schepselen van beiderlei geslacht: een paar duiven; acht paar dansers;
— verloofden, bruid en bruidegom : dat zal wél een paartje worden; een jong paartje;
— jonggetrouwden: een pas gehuwd paartje;
— het gouden, zilveren paar, echtpaar dat zijn 50-, 25-jarig huwelijk herdenkt;
— twee : een paar ossen voor den ploeg;
— bij paren gaan, twee aan twee;
— eenige ; geef mij een paar kersen; ik moet nog een paar bladzijden lezen; kom een paar dagen logeeren. PAARTJE, o. (-s).

2. paar - paar - bw. paar of onpaar, even of oneven.