Populier - m. (-en), een plantengeslacht (populus), tot de familie der wilgachtigen behoorende; de boomen hebben zacht hout, dat veel door den klompenmaker gebruikt wordt; in 't wild worden in Nederland gevonden: de witte populier (P. alba) of witte abeel waarvan de bladeren van onderen wit en viltachtig zijn, ook witboom of witblad geheeten;
— de zwarte populier of peppel (P. nigra);
— de ratelpopulier (P. tremula), ook klaterpeppel, ratelaar of espeboom, soms ook vrouwetongen geheeten, op zand- en veengrond in boschachtige streken;
— aangekweekt worden: de Kanadasche populier (P. monilifira), de Virginische populier, de balsemperuboom (P. candicans), de balsempopulier (P. balsamifera), de Italiaansche populier (P. pyramidalis) en de abeel of grauwe populier (P. canescens).