Wat is de betekenis van Ratelaar?

2023-09-23
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

RATELAAR

(Rhinanthus; W→ Z.B., Th., Sch., Z.V1.: aenekammen; W., Th., Sch., Z.V1.: aentjes en oentjes; W., Z.B., Ph., Sch.D.: klappers; W., Z.B., Sch.D., Z.V1.: rammelaers; W., Z.B., Th., Sch., Z.VL; schoentjes-en-laersjes, schoentjes-en-muultjes; W.: kanarieveugeltjes; W., Z.B., Z.VL: kousjes en schoentjes). Plantengeslacht behorend tot de fam...

2023-09-23
Biologische encyclopedie

G. Th. van Kempen (1974)

ratelaar

geslacht van ➝ halfparasieten.

Direct toegang tot alle 14 resultaten over Ratelaar?

Word nu vriend van Ensie
2023-09-23
Encyclopedie van Friesland

Prof. Dr. J.H. Brouwer (1958)

RATELAAR

(Fr.: rinkelbel). Plant. In het oosten is grote R. algemeen op vochtig terrein; gaat door ontginning achteruit. Kleine R. op het vasteland minder algemeen; wel op de eilanden.

2023-09-23
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Ratelaar

Rhinanthus (= Alectorolophus), halfparasiet, groeit bij voorkeur op vochtige graslanden.

2023-09-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Ratelaar

s.; (plant), rinkelbel.

2023-09-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ratelaar

m. (-s), 1. (gew.) ratel (I, 1.); 2. ratelpopulier, klaterpeppel, espeboom (Populus tremula), die een veel gebruikte houtsoort levert; 3. plantengeslacht Rhinanthus (Alectorolophus), waarvan de losse zaden een rammelend geluid geven in de opgeblazen kelk; ratels (I, 3.); 4. nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus); 5. minderwaardige soort van bakste...

2023-09-23
De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Ratelaar

(Rhinanthus of Alectorolophus), plant uit de Helmkruidfam. gedeeltelijk parasiet daar zij d.m.v. zuignapjes voedsel opzuigt uit andere planten (vnl. grassen). Grote en kleine R. met gele bloemen met paars tandje op bovenlip. Alg. op weilanden.

2023-09-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ratelaar

m. ratelaars (babbelaar, prater, rafelpopulier, ook: een half-parasietische plant, Lat. alectorolophus).

2023-09-23
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Ratelaar

onkruid op nat bouw- en weiland met gele bloemen.

2023-09-23
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Ratelaar

(Alectorolophus, Rhinanthus of Fistularia), een plantengeslacht van de fam. der leeuwenbekachtigen; komt met 9 soorten in Europa voor. De losse zaden geven een rammelend geluid in den opgeblazen kelk. In onze streken komen algemeen in weiden en op bouwland de kleine r. (A minor) en de groote r. (A maior) voor, beide met gele bloemen; zeldzamer zijn...

2023-09-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

ratelaar

('ra:təla:r) m. (-s ; -tje) 1. [→ ratelen 1, 3] hij die ratelt. 2. [→ ratelen 2] a. onkruid met gele bloemen, waarvan de bovenlip in twee blauwe tandjes eindigt (Alectorolophus). b. ratelpopuliei.

2023-09-23
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Ratelaar

Ratelaar - (Rhinanthus), op natte gras- en bouwlanden een algemeen voorkomend onkruid. Lokale namen zijn: bargebloem, rinkelbellen, schartel, gele horde, skratelen, skater, kukelhaantjes, reutels, rammelaar, enz. De r. kan zich op gewone wijze voeden; komen echter haar wortels met die van andere planten in aanraking, zoo vormen zich op de aanraking...

2023-09-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

ratelaar

m. (-s), 1. ratelof trilpopulier (Populus tremula), die een veelgebruikte houtsoort levert; 2. halfparasitisch plantengeslacht Rhinanthus, waarvan de losse zaden een rammelend geluid geven in de opgeblazen kelk: grote ratelaar, R. glaber; kleine ratelaar, R. minor; harige ratelaar, R. alectorophus; 3. nachtzwaluw; 4. minderwaardige soort van bak...

2023-09-23
Vivat's Geïllustreerde Encyclopedie

J. Kramer (1908)

Ratelaar

Ratelen, zie Rhinanthus.