Gepubliceerd op 22-11-2018

Pluim

betekenis & definitie

Pluim v. (-en), veder; (fig.) hij ligt nog in de pluimen, hij ligt nog te bed;

— hij zit er mee in de pluimen, hij is met de zaak verlegen;
— vederbos : een hoed met pluimen;
— iem. een pluim op den hoed steken, hem mooi maken; (fig.) hem loven, prijzen;
— (jag.) staart van een haas of een konijn;
— kwastje: de leeuw heeft een staart met eene pluim;
— (plantk.) bloeiwijze met verlengde hoofdas en vertakte zijassen, wier vertakking naar boven afneemt: het geheel heeft een piramidalen vorm;
— varenbladeren;
— (gew.) bloemaar der lischdodden;
— sieraad van kant in den vorm eener pluim.