Omvoeren (voerde om, heeft omgevoerd), voeren, leiden langs den omtrek eener ruimte of langs een bepaalden weg binnen eene ruimte: de veldheer voerde het leger de stad om; (van water) zóó leiden dat het gericht wordt op een bepaald punt of langs den omtrek eener ruimte: hij heeft het water der rivier door een kanaal het fort omgevoerd;
— her- en derwaarts voeren: zijn gids heeft hem door de geheele streek omgevoerd;
— (spr.) iem. bij de ooren omvoeren, als bij de ooren met zich voeren en hem brengen waar men wil, iem. geheel in zijne macht hebben: hij is geen man om zich bij de ooren te laten omvoeren;
— omgevoerd worden met elken wind van leering, door elke nieuwe leer, die er verkondigd wordt, medegesleept worden;
— met een voer- of vaartuig om of door iets heen voeren: iem. in triumf omvoeren;
— met een voer- of vaartuig her- en derwaarts voeren: waar heeft het lot u al niet omgevoerd!;
— langs een omweg voeren: de tegenwind heeft de reizigers een heel eind omgevoerd;
— overal waar men gaat of staat met zich voeren: wij zelven, zonder dat wij het weten, voeren den dood met ons om in onze aderen. OMVOERING, v. het omvoeren.