(stroomde om, heeft en is omgestroomd), (van den bloedstroom) etroomen binnen den omtrek der hem aangewezen ruimte : eens heeft het jeugdig bloed ook door mijn aderen omgestroomd;
— her- en derwaarts stroomen: plassend in het bloed, dat op het slagveld omstroomde;
— (omstroomde, heeft omstroomd), stroomend omgeven : de rivier omstroomt dit oord; (dicht.) eene zachte koelte omstroomt zijne moede leden.