Gepubliceerd op 01-11-2018

Omhelzen

betekenis & definitie

omhelzen, (omhelsde, heeft omhelsd), iem. de armen om den hals slaan, als teeken van liefde en gehechtheid: hij omhelsde haar teeder; (ook) zich echtelijk met haar vereenigen;

— iem. in gedachten omhelzen, niet ongewone uitdrukking aan het slot van brieven, vooral van vrouwen;
— ook van andere lichaamsdeelen, inz. de knieën :hij viel hem te voet en omhelsde zijne knieën;
— (van een levenloos voorwerp) omvatten : zij omhelsde het kruis;
— (spr.) die veel omhelst, vangt niets;
— (fig.) vrijwillig aanvaarden : den dood omhelzen;
— aannemen : een gevoelen, eene leer, een wijsgeerig stelsel, een godsdienst omhelzen; eene kerk, eene partij omhelzen, de leerstelling of beginselen aannemen die door die kerk of die partij worden beleden;
— ter harte nemen ; iemands belangen omhelzen;
betrachten, in beoefening brengen: de deugd omhelzen;
— het geestelijk leven omhelzen, dat leven en de verplichtingen die het oplegt op zich nemen. OMHELZING, v. (-en), het omhelzen, de omarming; echtelijke vereeniging; (ook) verboden mingenot.

< >