Gepubliceerd op 19-09-2018

Lij

betekenis & definitie

Lij v. (zeew.) zijde van het schip, waar de wind uitgaat (lijzijde tegenstelling van loefzijde, de zijde, waar de wind inkomt): in lij, aan lij, onder den wind: in lij vallen; den wind uit de lij krijgen; onder de lij zijn; roer aan lij !;

— (fig.) (w. g.) iem. in lij houden, de overhand op iem. hebben, hem onder den duim hebben;
— (fig.) in lij liggen, niet vooruitkomen, achterlijk zijn in zijne zaken; (ook) machteloos zijn, niets kunnen uitvoeren;
— (w. g.) iem. in (de) lij liggen, iem. in eene zaak te boven gaan; (fig.) (w. g.) iem. in (de) lij brengen, hem teleurstellen, in verlegenheid, in nood, in gevaar brengen.