KLIKKEN, (klikte, heeft geklikt), klappen, over-, aanbrengen, verklikken er is geklikt, anders kondt gij het niet weten;
— (gew.) genoeg, voldoende zijn: het klikt er niet aan, het kan er niet bijkomen; honderd gulden klikt er niet aan, honderd gulden is verre van voldoende;
— (Zuidn.) omkantelen, omslaan.