Klikken
(klikte, heeft geklikt), 1. het geluid klik laten horen; 2. (Zuidn.) omkantelen, omslaan; 3. klappen, over-, aanbrengen, verklikken: er is geklikt, anders kon je het niet weten; 4. (Zuidn.) verbinden met messing en groef; 5. (Zuidn.) aan iets klikken, genoeg, voldoende zijn: honderd gulden klikt er niet aan; het klikt er...