INVRIEZEN, (vroor in, is ingevroren), door de vorst in of op eene plaats moeten blijven : de beurtschipper is ingevroren; ’t is gevaarlijk ’s winters naar een eiland te gaan; men kan er zoo licht invriezen, als het ijs ons verhindert er weer af te komen;
— stuk vriezen : deze turf is ingevroren (van turf, die in het najaar te nat was, om binnen te halen); het hout vriest in.