Gepubliceerd op 12-09-2018

Hevig

betekenis & definitie

HEVIG, bn. bw. (-er, -st), zwaar, in hooge mate zich doende gevoelen hevige pijnen; eene hevige koorts;

geweldig, erg: een hevige wind; een hevige knal; een hevige brand;
— fel, vinnig eene hevige koude; een hevige twist; in het hevigste van het gevecht;
— bw. op hevige wijze, in hooge mate, erg ik werd hevig beknord; hij was hevig verontwaardigd; iem. hevig aanvallen.