Gepubliceerd op 12-09-2018

Heester

betekenis & definitie

HEESTER, m. (-s), boomachtige struik; (plant.) eene houtachtige plant, die in den regel niet meer dan eene manshoogte bereikt en niet dikker wordt dan een arm, en welker takken laag bij den grond ontspringen; een halve heester, een lage heester, waarvan de jongste takken des winters afsterven;

— (gew.) jonge stam van eiken of beuken. HEESTERTJE, o. (-s).