GROOTVADER, m. (-s), iemands vadersvader of moedersvader, iemand die kleinkinderen heeft: mijn grootvader is nu een man van tachtig jaar;
— in grootvaders tijden, in den ouden tijd, in de dagen van olim, langvervlogen dagen;
— (ook) hoogbejaard, stokoud man. GROOTVADERTJE, o. (-s).