Gepubliceerd op 12-09-2018

Grondslag

betekenis & definitie

GRONDSLAG, m. (-en), metselwerk in den grond waarop een gebouw moet rusten, het fundament: het leggen van de grondslagen; het huis beefde op zijn grondslagen;

— (ook) de ondergrond waarop gebouwd of aangehoogd wordt;
— (fig.) oprechtheid is de grondslag van alle deugden; aan het verhaal ligt eene ware gebeurtenis ten grondslag, het is op eene ware gebeurtenis gebaseerd;
— de Vrije Universiteit op Gereformeerden grondslag, op de beginselen der Reformatie gevestigd;
— de {zes) grondslagen voor de belasting op het personeel, de zes onderscheiden middelen van beoordeeling van iemands betrekkelijken welstand waarop de afzonderlijke aanslagen in die belasting gevestigd zijn;
— de Meter is de grondslag van ons metrieke stelsel, de eenheid, waarop het stelsel rust, en waarvan alle andere maten afgeleid zijn;
— de algemeene grondslagen van eene vereeniging, de statuten;
— datgene waardoor iets wordt in stand gehouden de grondslagen van godsdienst en deugd worden ondermijnd;
— datgene waarmede men begint den grondslag {de grondslagen) leggen tot (van, voor) iets, de eerste werkzaamheden verrichten die noodzakelijk zijn voor het tot stand komen eener zaak;
— (w. g.) teekening van den grondslag van een gebouw, grondteekening.