Het begrip garstig heeft 2 verschillende betekenissen:
1. garstig - GARSTIG, ook GASTIG, bn. bw. (-er, -st), (van vette zelfstandigheden, als vleesch of spek, boter, olie enz.) sterk van smaak en kwalijk riekend, ransig, galsterig: garstig spek; garstige boter; het garstig overschot der geuren van de (uitgeputte) jeugd;
— (van onstoffelijke zaken die den smaak of het gevoel onaangenaam aandoen, walging of afkeer verwekken) waglijk, misselijk eene garstige waarheid;
— , bw. van wijze op eene wijze, die van garstigheid, ransigheid getuigt: die boter smaakt garstig. GARSTIGHEID, v. ransigheid.
2. garstig - GARSTIG, bn. (van varkens) gortig, vinnig.
