garstig
garstig - Bijvoeglijk naamwoord 1. ranzig Woordherkomst afgeleid van garst met het achtervoegsel -ig Synoniemen rans
Nederlandstalige WikiWoordenboek
garstig - Bijvoeglijk naamwoord 1. ranzig Woordherkomst afgeleid van garst met het achtervoegsel -ig Synoniemen rans
De Oosthoek is een Nederlandse encyclopedie die in verschillende uitvoeringen is verschenen
bn. en bw. (-er, -st), 1. (van vette stoffen, als vlees of spek, boter, olie enz.) sterk van smaak en onaangenaam geurend, ransig, galsterig: spek; garstige boter; die boter smaakt —; 2. (fig.) walglijk, misselijk: een garstige waarheid; 3. (van varkens) gortig, vinnig.
Dr. L.M. Metz - 1937
Tranig, ranzig, sterk van smaak. Men spreekt van garstig spek en van ranzige boter. De ongewone reuk en smaak ontstaan, doordat het vet zich splitst in vluchtig vetzuur en glycerine onder den invloed van warmte en vochtigheid.Dik spek moet na het zouten even met heet water worden afgeboend, daarna in de buitenlucht gedroogd en tenslotte op een drog...
De vreemde woorden, verklarend woordenboek door Fokko Bos.
garstig - bedorven, ransig.
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
Het begrip garstig heeft 2 verschillende betekenissen: 1. garstig - GARSTIG, ook GASTIG, bn. bw. (-er, -st), (van vette zelfstandigheden, als vleesch of spek, boter, olie enz.) sterk van smaak en kwalijk riekend, ransig, galsterig: garstig spek; garstige boter; het garstig overschot der geuren van de (uitgeputte) jeugd; — (van onstoffelijke...
Gerelateerde zoekopdrachten