Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie L
- Lekkertand
- Lekkertanden
- Lekkertje
- Lekkertjes
- Lekkertong
- Leksteen
- Lekton
- Lekvisch
- Lekwater
- Lel
- Lelie
- Lelieachtig
- Lelieachtigen
- Lelieaffodil
- Leliënbed
- Lelierijk
- Lelietje
- Lelietorretje
- Lellen
- Leller
- Lelontsteking
- Lemieren
- Lemma
- Lemmen
- Lemmer
- Lemmet
- Lemming
- Lemoen
- Lende
- Lendebreuk
- Lene
- Lenen
- Leng
- Lengen
- Lengsel
- Lengstuk
- Lengte
- Lengtecirkel
- Lenig
- Lenigen
- Leniger
- Lenigheid
- Lening
- Lens
- Lensen
- Lenspomp
- Lensvormig
- Lente
- Lenteachtig
- Lenteavond
- Lentebloem
- Lenteklokje
- Lentekoorts
- Lentenachtevening
- Lenteren
- Lenteroos
- Lenticellen
- Lenticulair
- Lento
- Lenze
- Lenzen
- Lep
- Lepel
- Lepelaanduiding
- Lepelaar
- Lepelblad
- Lepelboor
- Lepelen
- Lepelgans
- Lepeltjesdief
- Lepelvaasje
- Lepelvormig
- Lepelwortel
- Leplam
- Leppen
- Lepper
- Lepperen
- Lepra
- Leproos
- Leproosdij
- Leprozengesticht
- Leprozerie
- Lepton
- Les
- Lesboek
- Leschbak
- Lèse majesté
- Lesgever
- Lesoeng
- Lesschen
- Lessen
- Lessenaar
- Lest
- Lesuur
- Letaal
- Letaliteit
- Lethargie
- Lethargisch
- Lethe
- Letje